Week 46, zinsdelen en persoonsvorm

10 minuten lezen
timer
10:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
  1. Hoe zat het ook alweer?
  2. Huiswerk behandelen
  3. Zinsdelen en persoonsvorm
  4. Zelf aan de slag!
  5. Nieuw huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
Wat is een synoniem?
  • Woorden die hetzelfde betekenen, noem je synoniemen.

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 2
1 recent: 
2 fysiek: 
3 effect: 
4 verwantschap: 
5 verzot: 
6 ruïneerde: 
7 zich bekommerden om: 
8 souterrain: 
9 lokale: 
10 documentaire: 

  • onlangs
  • lichamelijk
  • gevolg
  • band
  • dol
  • vernielde
  • zorgden goed voor
  • kelderverdieping
  • plaatselijke
  • filmverslag

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 3.1
a kommer en 
b van haver tot 
c schots en 
d pracht en 
e kant noch 
f nooit ofte 
g bont en 
h voor galg en 
i in kannen en 
j in vuur en 
k naar eer en 
l pais en 

  • kwel: hopeloze ellende
  • gort: door en door
  • scheef: rommelig
  • praal: wat aan versiering, luxe en moois wordt getoond
  • wal: onzin
  • nimmer: op geen enkel tijdstip
  • blauw: vol blauwe en geel-blauwe vlekken
  • rad (opgroeien): (opgroeien) tot een misdadiger
  • kruiken: in orde
  • vlam: hevig verliefd
  • geweten: volkomen eerlijk
  • vree: zonder ruzie; vrede
Opdracht 3.1

Slide 5 - Tekstslide

 
  • 1 Saskia was oprecht verbaasd toen zij hoorde dat ze overgeplaatst wordt naar San Francisco.
  • 2 Zo'n 64 procent van de conducteurs en machinisten heeft te maken met fysiek geweld; dit varieert van spugen tot bedreiging met een vuurwapen.
  • 3 Het nieuws over de hexacopter, een superstabiele drone met smartphone app heb ik gelezen in een recent nummer van het magazine Kijk.
  • 4 Iemand die goed leert voor de volgende toets, heeft niets te vrezen.
  • 5 Het experiment met minder politie bij voetbalwedstrijden is geslaagd.
  • 6 Afrikaanse atleten domineren de marathons: ze winnen alle wedstrijden.
  • 7 Jasper en Rianne kregen op hun huwelijksdag van hun beste vrienden een uniek cadeau.
  • 8 Milou en Benno vormen een duo tijdens de clubkampioenschappen.
  • 9 Over gemeenten met minder dan 50.000 inwoners is weinig lokaal
  •  nieuws te vinden in de media.
  • 10 Omdat Frank tot ’s avonds laat op zijn drumstel speelt, heeft de familie Jansen voortdurend bonje met de buren.

Opdracht 5

Slide 6 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen H1
Persoonsvorm en zinsdelen 

Slide 7 - Tekstslide

De persoonsvorm (pv)
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
  • Elke zin heeft altijd één persoonsvorm.
  • Staat er maar één werkwoord in de zin? Dan is dat automatisch de persoonsvorm.
  • Door de zin van tijd te veranderen kan je de persoonsvorm vinden. Het werkwoord dat is veranderd is de persoonsvorm. 



Slide 8 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?

Hij praat de hele tijd.
A
hij
B
praat
C
hele
D
tijd

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

Jullie zouden nu de persoonsvorm moeten kunnen vinden.
A
zouden
B
moeten
C
kunnen
D
vinden

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

Het is vandaag slecht weer.
A
het
B
is
C
slecht
D
weer

Slide 11 - Quizvraag

Zinsdelen 
  • Zoek de persoonsvorm en zet er streepjes naast                 De leerling / zoekt / vandaag de zinsdelen
  • Alles dat voor de persoonsvorm staat is al een zinsdeel     De leerling / zoekt / vandaag de zinsdelen
  • Probeer de rest voor de persoonsvorm te plaatsen door de zin te veranderen                                                                     Vandaag / zoekt / de leerling / de zinsdelen                                De zinsdelen / zoekt / de leerling / vandaag

Slide 12 - Tekstslide

Is de zin goed verdeeld in zinsdelen?

ik / heb / mijn huiswerk / gemaakt
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Is de zin goed verdeeld in zinsdelen?

Het / gaat / vandaag / heel / hard / regenen.
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag!

Nieuw Nederlands
Bladzijde 28 t/m 29



  • Maak: Opdracht 1 & 2

Slide 15 - Tekstslide