Elasticiteiten: opgave: Prijselasticiteit van de vraag

Prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid = Ev
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid = Ev

Slide 1 - Tekstslide

qa = P + 6
qv = -1,5P + 31
q = de hoeveelheid in miljoenen stuks; P = de prijs in euro's
1. Bereken de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid.

Slide 2 - Open vraag

Prijselasticiteit van de vraag, antwoord 1
 P + 6 = -1,5P + 31
 2,5P = 25
 P* = 10 en Q* = 16 miljoen stuks

Met P* en Q* wordt evenwicht aangegeven!

Slide 3 - Tekstslide

qa = P + 6
qv = -1,5P + 31
2. Bereken de prijselasticiteit van de vraag bij een prijs van
€ 10. Afronden op vier decimalen.

Slide 4 - Open vraag

Prijselasticiteit van de vraag, antwoord 2
  • Formule opschrijven: Ev = % Δ Qv / % Δ P
  • P oud = €10, verzin zelf een P nieuw bijvoorbeeld €11
  • % Δ P = +10% (11 – 10 / 10) x 100% = 10%
  • Deze P oud en P nieuw invullen in de vergelijking van Qv
  • Qv oud = -1,5 x 10 + 31 = 16
  • Qv nieuw = -1,5 x 11 + 31 = 14,5
  • % Δ Qv = (14,5 – 16) / 16 x 100 = -9,375%
  • Ev = -9,375% / +10% = -0,9375 inelastisch

Slide 5 - Tekstslide

qa = P + 6
qv = -1,5P + 31
3. Bereken de prijselasticiteit van het aanbod bij een prijs van
€ 10. Afronden op drie decimalen.

Slide 6 - Open vraag

Prijselasticiteit van de vraag, antwoord 3
  • Formule opschrijven: Ea = % Δ Qa / % Δ P
  • Verzin zelf een P nieuw bijvoorbeeld €11
  • % Δ P = +10% (11 – 10 / 10) x 100% = 10%
  • Deze P oud en P nieuw invullen in de vergelijking van Qa
  • Qa oud = 10 + 6 = 16
  • Qa nieuw = 11 + 6 = 17 
  • Ea = +6,25% / +10% = +0,625 (inelastisch)

Slide 7 - Tekstslide

qv = -0,8 P + 15
qv = gevraagde hoeveelheid (x 1.000 stuks); P = de prijs in €
4. Bereken de prijselasticiteit van de vraag bij een prijs van
€ 10,-. Afronden op 2 decimalen.

Slide 8 - Open vraag

Prijselasticiteit van de vraag, antwoord 4
  • Ev = % Δ Qv / % Δ P
  • % Δ P = bedenk zelf een P nieuw bijvoorbeeld P nieuw = 15, P oud = 10
  • % Δ P = 15 – 10 / 10 x 100% = +50%
  • Q oud = -0,8 x 10 + 15 = 7 (invullen in de qv vergelijking)
  • Q nieuw = -0,8 x 15 + 15 = 3 (invullen in de qv vergelijking)
  • % Δ Qv = 3 – 7 / 7 x 100% = - 57,14%
  • Ev = -57,14% / +50% = -1,14

Slide 9 - Tekstslide

5. De vraag naar het product met een prijselasticiteit van -1,14 is .......
A
prijselastisch, omdat het kleiner dan -1
B
prijsinelastisch, omdat tussen de 0 en -1 ligt

Slide 10 - Quizvraag

qv = -0,8 P + 15
qv = gevraagde hoeveelheid (x 1.000 stuks); P = de prijs in €
6. Bereken met hoeveel % de omzet (pxq) verandert als de prijs stijgt van €10 naar €15. Afronden op 2 decimalen +%

Slide 11 - Open vraag

Prijselasticiteit van de vraag, antwoord 6
  • Omzet bij P =10: 10 x 7 = 70 (oud)
  • Omzet bij P = 15: 15 x 3 = 45 (nieuw)
  • De omzet verandering in % = 45 – 70 / 70 x 100% = -35,71%
  • De omzet is dus afgenomen met 35,71%

Slide 12 - Tekstslide

Opgave: Prijselasticiteit van de vraag blz. 228
Maak deze opgave zelf af en controleer de antwoorden.
Maak zelf de volgend opgaven:
Blz.229 Speciale aanbieding
Blz.230 Tourzege verkoopt
Blz.232 Btw-experiment
Blz.233 Studentenkamers onbetaalbaar
Blz.234 Inkomenselasticiteit

Slide 13 - Tekstslide

Na de vakantie onderwerp 3:

Overheidsingrijpen

Hier volgen een aantal oefenopgaven!

Slide 14 - Tekstslide

Oude afzet 2000; oude prijs €35
Nieuwe afzet 6000; nieuwe prijs €15
Bereken de prijselasticiteit?
A
-3.5
B
-3.6
C
-4
D
-4.2

Slide 15 - Quizvraag

De prijselasticiteit van de vraag (Ev) naar fietsen
is –0,2.
Als de prijs van een fiets met 4% stijgt, zal de vraag naar fietsen:
A
0,8% stijgen
B
0,8% dalen
C
16% stijgen
D
16% dalen

Slide 16 - Quizvraag

De prijselasticiteit van de vraag (Ev) naar auto’s
is –0,5.
Om de gevraagde hoeveelheid auto’s met 10% te laten stijgen, moet de prijs met:
A
20% dalen
B
5% dalen
C
5% stijgen
D
20% stijgen

Slide 17 - Quizvraag

Bereken met hoeveel % de gevraagde hoeveelheid (=qv) verandert als de prijs daalt van €40 naar €20
qv=-0,15P +10
A
75%
B
50%
C
100%

Slide 18 - Quizvraag

De prijselasticiteit van de vraag (Ev)van een product is -0,5.
Als de prijs stijgt dan ........ omzet
A
daalt
B
stijgt

Slide 19 - Quizvraag

Als de prijs van appels met 10% stijgt dan gebeurt het volgende met de vraaglijn naar appels:
A
schuift de vraaglijn naar rechts
B
schuift de vraaglijn naar links
C
verandert alleen het punt op de vraaglijn
D
verandert er niets

Slide 20 - Quizvraag

Wat kan een reden zijn voor deze verschuiving van de vraaglijn? Van de rode lijn naar de gele lijn.
A
Afname van het aantal consumenten
B
Verslechtering kwaliteit concurrerende producten
C
Toename besteedbaar inkomen
D
Toename productiviteit

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het gevolg voor de evenwichtsprijs wanneer de aanbodlijn naar rechts verschuift.
A
de evenwichtsprijs daalt.
B
de evenwichtsprijs stijgt.

Slide 22 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van een verschuiving OP de vraaglijn?
A
Als de behoeften van de consument verandert
B
Als de prijs van het product verandert
C
Als de prijs van andere producten verandert

Slide 23 - Quizvraag

Door de gevolgen van het coronavirus daalt het inkomen van veel mensen. Ze hebben niet veel geld meer over voor een nieuwe auto. Hierdoor:
A
Vindt er een verschuiving plaats naar rechts op de vraaglijn
B
Vindt er een verschuiving plaats naar links op de vraaglijn
C
Vindt er een verschuiving plaats naar rechts van de hele vraaglijn
D
Vindt er een verschuiving plaats naar links van de hele vraaglijn

Slide 24 - Quizvraag

Welke kleur heeft consumenten surplus?
A
Groen
B
Blauw
C
Rood
D
Geel

Slide 25 - Quizvraag

qa = 4P - 120
qv = -2P +240
Bereken de evenwichtsprijs
A
P = 120
B
P = 180
C
P = 60

Slide 26 - Quizvraag

Qa = 1,5P – 7
Qv = -P + 18
Bereken de evenwichtsprijs en -hoeveelheid
A
P = 10 q = 18
B
P = 10 q = 8
C
P = 12,50 q = 11,75

Slide 27 - Quizvraag