7.2 Sociale zekerheid

Hoofdstuk 7
7.2 Sociale zekerheid
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7
7.2 Sociale zekerheid

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Noem de vier overheden

Slide 3 - Open vraag

Dankzij subsidie kost een kaartje voor een theatervoorstellen € 32,50. Zonder subsidie zou het kaartje € 45 kosten. Bereken hoeveel procent de subsidie is van de eigenlijke prijs.

Slide 4 - Open vraag

In 2018 gaf de overheid € 8,9 miljard uit aan subsidies. In 2019 was dat € 9,1 miljard. Bereken met hoeveel procent het totale subsidiebedrag is gestegen ten opzichte van 2018.

Slide 5 - Open vraag

Op een bepaalde soort wijn is de accijns € 44,18 per 100 liter. Bereken hoeveel de accijns is per fles wijn van 0,75 liter.

Slide 6 - Open vraag

Wat is een collectieve voorziening
A
Winkels
B
Pretparken
C
Tankstations
D
Dijken

Slide 7 - Quizvraag

Een gemeente verkoopt het gemeentelijk zwembad aa OptiSport, een commercieel bedrijf. Hoe noem je de verkoop van zo'n voorziening aan de particuliere sector?

Slide 8 - Open vraag

Huiswerk bespreken
Nakijken opdracht: 3, 4, 6, 9 en 11

Slide 9 - Tekstslide

Sociaal minimum
Het sociaal minimum is het minimale bedrag dat je nodig hebt om te kunnen leven
-> om in je levensbehoeften te kunnen voorzien

Als je inkomen lager is dan het sociaal minimum heb je recht op aanvullende uitkeringen
Uitkeringen zijn onderdeel van de sociale zekerheid

Sociale zekerheid en voorzieningen maken ons land een verzorgingsstaat
-> bijvoorbeeld zorgtoeslag en huurtoeslag

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2
p. 194

Slide 11 - Tekstslide

Het sociaal minimum is voor een alleenstaande 70% van het nettominimumloon. Het nettominimumloon is € 1.472 per maand. Bereken hoeveel het sociaal minimum per week is voor een alleenstaande.

Slide 12 - Open vraag

Solidariteit
Om de sociale zekerheid te betalen kent Nederland het solidariteitsbeginsel
Iedereen die werkt moet een deel van het inkomen afstaan voor mensen die zelf geen inkomen hebben

Mensen die werken -> actieven
Mensen met een uitkering -> niet-actieven
De actieven betalen dus voor de niet-actieven

Slide 13 - Tekstslide

Het solidariteitsbeginsel houdt in dat iedereen in Nederland meebetaalt aan de sociale zekerheid
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Sociale premies worden ingehouden op het brutoloon van werknemers
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Als het aantal actieven toeneemt in verhouding tot het aantal niet-actieven, dan moeten de sociale premies omhoog
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Opdracht 5
p. 195

Slide 17 - Tekstslide

Sociale zekerheid
Sociale zekerheid bestaat sociale verzekeringen en sociale voorzieningen

Sociale vervekeringen worden betaalt van de sociale premies
Sociale voorzieningen worden betaalt van de belastinginkomsten

Voorbeelden van sociale voorzieningen zijn de bijstandsuitkering, huurtoeslag en zorgtoeslag

Slide 18 - Tekstslide

Sociale verzekeringen
Volksverzekeringen
AOW en ANW

Werknemersverzekeringen:
WW en WIA

Slide 19 - Tekstslide

Sociale zekerheid
Betaalbaar houden door:
AOW-leeftijd verhogen
Participatiewet

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 7

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 8

Slide 22 - Tekstslide

Aan het werk
Opdrachten paragraaf 7.2
Overslaan: 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8

Slide 23 - Tekstslide