Voeding voor sporters

Voeding voor sporters
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voeding voor sporters

Slide 1 - Tekstslide

Voorkennis: wat zijn volgens jou goede dingen om te eten als je gaat sporten?

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen deze les
  1. Je weet wat het verschil is tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen
  2. Je weet welke (groepen van) voedingsstoffen voor ons belangrijk zijn
  3. Je weet de functies van verschillende voedingsstoffen in ons lichaam
  4. Je weet wat je wel en niet moet eten voor en na het sporten en waarom.
  5. Je leer hoe je zetmeel en glucose kan aantonen

Slide 3 - Tekstslide

Voeding voor sporters
Bekijk de video op de volgende slide en noteer voor jezelf in je schrift welke tips er worden gegeven.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Eten / drinken voor het sporten
Eten / drinken na het sporten

Slide 6 - Sleepvraag

Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Om gezond en fit te blijven, heb je op de juiste momenten de juiste voedingsstoffen nodig. In de vorige opdracht heb je gezien dat we vooral gezonde dingen moeten eten en drinken. Dus geen frisdrank, maar water. En geen junkfood, maar gezonde voedingsmiddelen. Ook zag je dat we voor het sporten vooral koolhydraten nodig hebben, en na het sporten vooral eiwitten. Deze stoffen zitten in verschillende voedingsmiddelen en hebben een belangrijke functie in een ons lichaam. 
Beschrijf voor jezelf in je schrift het verschil tussen voedingsstoffen en voedingsmiddelen

Slide 7 - Tekstslide

 we hebben deze 6 groepen voedingsstoffen nodig

Slide 8 - Tekstslide

Voedingsstoffen kunnen in ons lichaam deze  4 functies hebben. Neem deze functies over in je schrift met een bijpassend plaatje.
Zoek vervolgens op in je boek (T2, B1) welke voedingsstoffen bij welk plaatje horen en schrijf ze erbij.

Slide 9 - Tekstslide

Leg nu uit waarom je voor het sporten vooral koolhydraten nodig hebt, en na het sporten vooral eiwitten

Slide 10 - Open vraag

Je lichaam kan ook vetten en eiwitten verbranden. Dat doen we vooral als er weinig koolhydraten beschikbaar zijn. Vetverbranding kan gunstig zijn, maar eiwitverbranding is dat vaak niet. Leg van beide groepen voedingsstoffen uit waarom verbranding ervan wel/niet gunstig is.

Slide 11 - Open vraag

Zetmeel
Koolhydraten zijn zetmeel en suikers.

Zetmeel is eigenlijk een lange keten suikers aan elkaar. In deze vorm slaan planten zetmeel op, en zo komt het in onze voeding terecht.

Slide 12 - Tekstslide

Zetmeel aantonen in voedingsmiddelen
Je kunt met een indicator zetmeel aantonen in voedingsmiddelen. De indicator voor zetmeel is joodoplossing. Als er zetmeel in een voedingsmiddel aanwezig is, kleurt de joodoplossing paars-blauw.

Slide 13 - Tekstslide

Ga voor jezelf na of je de leerdoelen hebt behaald
  1. Je weet wat het verschil is tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen
  2. Je weet welke (groepen van) voedingsstoffen voor ons belangrijk zijn
  3. Je weet de functies van verschillende voedingsstoffen in ons lichaam
  4. Je weet wat je wel en niet moet eten voor en na het sporten en waarom.
  5. Je leer hoe je zetmeel en glucose kan aantonen

Volgende week gaan we verder met het onderwerp gezonde voeding.
maak voor donderdag als herhaling de opdrachten bij B1 Thema 2.

Slide 14 - Tekstslide