Parkinson Niv. 3 info en vragen

Parkinson
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Parkinson

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Hoeveel mensen in Nederland hebben de ziekte van Parkinson
A
20.000
B
40.000
C
50.000
D
70.000

Slide 3 - Quizvraag

Parkinson

Slide 4 - Tekstslide

Waar in de hersenen gaat het mis bij de ziekte van Parkinson?
A
Grote hersenen, in de voorhoofdskwab
B
In het ruggenmerg
C
Substantia Nigra
D
Kleine hersenen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is er mis met prikkeloverdrachtsstoffen bij de ziekte van Parkinson?
A
Er is te weinig adrenaline
B
Er is teveel adrenaline
C
Er is teveel dopamine
D
Er is te weinig dopamine

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Hoe wordt de diagnose van de ziekte van Parkinson gesteld?
A
Middels een CT-scan van de hersenen
B
aan de hand van de aanwezigheid van kenmerkende verschijnselen van de ziekte van Parkinson
C
Middels bloedonderzoek

Slide 8 - Quizvraag

Hoe heet het als iemand met de ziekte van Parkinson ineens geen stap meer kan zetten?

Slide 9 - Open vraag

Wanneer wordt het beven bij de ziekte van Parkinson erger?
A
Het wordt erger als de cliënt gespannen is
B
Het wordt erger op het moment dat de cliënt iets vastpakt.
C
Als het buiten kouder is
D
Als het aan 1 kant van het lichaam begint.

Slide 10 - Quizvraag

Waar is bewegingsarmoede aan te merken?
A
De cliënt is niet sterk genoeg om aan iets te beginnen.
B
De cliënt laat de armen niet meebewegen bij het lopen.
C
De cliënt heeft niet in de gaten dat hij/ zij nog niet klaar is met een taak.
D
De cliënt heeft te laat in de gaten dat er iets in de weg staat bij het lopen.

Slide 11 - Quizvraag

Dopamine kan de bloedhersenbarrière passeren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Wat is meestal het verloop van de ziekte van Parkinson?
A
Met betere en slechtere periodes, afhankelijk van het jaargetijde
B
Een acuut begin en daarna in principe niet meer erger
C
Chronisch en progressief
D
Het begint vrij plotseling,verdwijnt weer en komt jaren later terug.

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Wat hoort bij de symptomen van Parkinson?
A
Beven
B
Bwegingsarmoede
C
Rigiditeit (stijfheid)
D
Alle drie zijn goed

Slide 16 - Quizvraag

Waar is bewegings-'armoede' aan te merken?
A
De cliënt is niet sterk genoeg om aan iets te beginnen.
B
De cliënt laat de armen niet meebewegen bij het lopen.
C
De cliënt heeft niet in de gaten dat hij/ zij nog niet klaar is met een taak.
D
De cliënt heeft te laat in de gaten dat er iets in de weg staat bij het lopen.

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Wat behoort tot de eerste 'vage' klachten van Parkinson?
A
Trillen, freezing, verminderd ruiken
B
Obstipatie, evenwichtsproblemen, stijve spieren
C
Obstipatie, verminderd ruiken, slaapstoornissen
D
Trillen, wanen/hallucinaties, slaapstoornissen

Slide 19 - Quizvraag

Parkinson is met medicatie te genezen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

1

Slide 21 - Video

00:26
Wat is daar aan de hand en wat deed de verzorgende?

Slide 22 - Open vraag

Bradykinesie
Substantia-nigra
Dopamine
Maskergelaat
Rigiditeit
Tremor


Neuro
transmitter

Dopamine 
producerende 
cellen
traagheid 
van
bewegingen
sombere 
gezichts-
uitdrukking
Stijfheid
van'
spieren
Beven

Slide 23 - Sleepvraag

Wat is een lastige bijwerking van medicatie tegen Parkinson?
A
Hallucinaties
B
Onwillekeurige bewegingen
C
A en B zijn beide fout
D
A en B zijn beide goed

Slide 24 - Quizvraag

1

Slide 25 - Video

01:38
Voor een DBS worden er 3 gaatjes in de schedel gemaakt
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Met welke vorm van dementie heeft de Ziekte van Parkinson veel overeenkomsten?
A
De ziekte van Alzheimer
B
Vasculaire dementie
C
Lewy Body dementie
D
Frontotemporale dementie

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Slide 34 - Tekstslide

Dingen die ik nu allemaal (nog beter) weet over Parkinson!!

Slide 35 - Woordweb