QUIZ Erfelijkheid AC

Op de foto zie je de rups van een Koninginnepage en hetzelfde dier, enkele maanden later (vlinder).
Welke uitspraak is waar?
A
ze hebben hetzelfde fenotype
B
ze hebben hetzelfde genotype
C
ze hebben hetzelfde fenotype en genotype
D
het fenotype en genotype zijn anders
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Op de foto zie je de rups van een Koninginnepage en hetzelfde dier, enkele maanden later (vlinder).
Welke uitspraak is waar?
A
ze hebben hetzelfde fenotype
B
ze hebben hetzelfde genotype
C
ze hebben hetzelfde fenotype en genotype
D
het fenotype en genotype zijn anders

Slide 1 - Quizvraag

Bij kortvingerigheid zijn de vingers een stuk kleiner. Kortvingerigheid is erfelijk bepaald. Waar bevindt het erfelijke materiaal van kortvingerigheid zich?
A
alleen in de cellen van de vingers
B
alleen in de cellen van de handen
C
alleen in de cellen van de ledematen
D
in alle cellen van het lichaam

Slide 2 - Quizvraag


Waardoor komt het fenotype van een organisme tot stand?
A
door het genotype
B
door het fenotype
C
door invloeden uit het milieu
D
door het genotype en invloeden uit het milieu

Slide 3 - Quizvraag

De kern van een bevruchte eicel van een chimpansee bevat 24 paar chromosomen.
Hoeveel chromosomen bevatte de zaadcel die voor bevruchting zorgde?
A
12
B
24
C
48
D
96

Slide 4 - Quizvraag

Robin ondergaat een chromosoomonderzoek. In de afbeelding hiernaast zijn de chromosomen in een cel van Robin weergegeven.
Wat is het geslacht van Robin?
A
man
B
vrouw

Slide 5 - Quizvraag


Uit welke cel kunnen de afgebeelde chromosomen van Robin afkomstig zijn?

A
eicel
B
zaadcel
C
wangslijmvlies cel

Slide 6 - Quizvraag

Hoe noem je het deel van een chromosoom dat de informatie voor één erfelijke eigenschap bevat?
A
genotype
B
dominant
C
gen
D
fenotype

Slide 7 - Quizvraag


Hoe noteer je 'homozygoot recessief?
A
aa
B
Aa
C
AA

Slide 8 - Quizvraag


Hoe noteer je 'heterozygoot?
A
aa
B
Aa
C
AA

Slide 9 - Quizvraag

Taaislijmziekte wordt veroorzaakt door een recessief gen. De ouders zijn heterozygoot voor het gen en verwachten een dochter. Hoe groot is de kans dat hun dochter géén taaislijmziekte heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 10 - Quizvraag

Thalassemie is een zeer ernstige bloedziekte dat veroorzaakt wordt door een recessief gen. Iemand die heterozygoot is voor dit gen, wordt een drager genoemd. Rob en Monica zijn allebei drager van thalassemie.
Hoe groot is de kans dat het kind ook een drager is?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 11 - Quizvraag

De ziekte van Huntington is een erfelijke aandoening die bepaalde delen van de hersenen aantast. Is het gen voor de ziekte van Huntington dominant of recessief?
A
dominant
B
recessief
C
dit kun je niet uit de gegevens opmaken

Slide 12 - Quizvraag

Het gen voor krullend haar is dominant (A), dat voor steil haar recessief (a). Een vrouw die homozygoot is voor steil haar krijgt vier kinderen van een man met krullend haar. Twee kinderen hebben steil haar en de andere twee hebben krullend haar. Wat is het genotype van de man?
A
aa
B
Aa
C
AA
D
dat kun je niet uit de gegevens opmaken

Slide 13 - Quizvraag

Twee ouders die wel kleuren kunnen zien, hebben twee kinderen (zie afbeelding).
Wat is het genotype van de ouders voor deze vorm van kleurenblindheid?
A
beide ouders zijn heterozygoot
B
beide ouders zijn homozygoot recessief
C
beide ouders zijn homozygoot dominant
D
dat kun je niet uit de gegevens opmaken

Slide 14 - Quizvraag


Bij draken is een bruine huidskleur een intermediair fenotype. Een roze gen en een groen gen geeft een bruine huidskleur. Twee bruine draken paren en krijgen 12 nakomelingen. Hoeveel nakomlingen hebben waarschijnlijk een groene huidskleur?
A
0 nakomlingen
B
3 nakomelingen
C
6 nakomelingen
D
12 nakomelingen

Slide 15 - Quizvraag