molsommen oefenen

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 7B blz 113: hoeveel mol water is nodig als je met 1 mol ijzer begint
A
0,33
B
0,50
C
1,5
D
6

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 13c blz 115: Hoeveel gram CO2 ontstaat er? (mm C=12/O2=32/CO2=44)

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Bij deze som speelt ook deze reactie:
HCl + H2O --> H3O+  +  Cl-
2HCl + 2H2O --> 2H3O+ + 2Cl-
De H3O+ die je ziet in de vraag komt van de HCl, gebruik dus de molmassa van HCl bij deze opgave!!

Slide 16 - Tekstslide

Hoeveel gram HCl is nodig om 10,0 gram Zink op te lossen? (Zie 16A blz 115)

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Begrip overmaat:
Letterlijk: teveel, wat je over hebt.
b.v. je laat 5 gram koolstof reageren met 5 gram zuurstof. Welke stof houd je over en hoeveel houd je over?
zie filmpje van vraag 26 (Padlet van week 1-5 maart)

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide