2.1 Sparen en beleggen

Economie 
Hoofdstuk 2 - Omgaan met geld

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Economie 
Hoofdstuk 2 - Omgaan met geld

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesinhoud
Verwachtingen
Begin met H2, paragraaf 1
Sparen 
Beleggen
Enkelvoudige rente
Samengestelde rente

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwachtingen
Kauwgom
Telefoon
Focus op docent
Focus op opdracht
Volume tijdens hw

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.1 Sparen of beleggen? 
Sparen
  • Redenen om te sparen (= spaarmotieven)
Sparen:
het niet uitgeven van je geld
Sparen voor de rente
Sparen voor een bepaald doel
Sparen uit voorzorg

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.1 Sparen of beleggen? 
Sparen
  • Je ontvangt rente
  • Rentebedrag is afhankelijk van 
Rentepercentage
De hoogte van het spaargeld
De periode dat het geld op een spaarrekening staat
Rente:
een vergoeding voor iemand die zijn geld beschikbaar stelt aananderen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.1 Sparen of beleggen 

  • Enkelvoudige rente 
  • -> je krijgt rente aan het einde van het jaar uitbetaald

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen met enkelvoudige rente
  • Robert zet €1.500 op een spaardeposito
  • Hij ontvangt van de bank 1,5% rente
  • Hoeveel rente ontvangt hij na 1 jaar
  • Hoeveel rente ontvangt hij totaal na 3 jaar?
  • Wat is de formule?
Spaardeposito:
een spaarrekening waarop het geld voor een afgesproken periode vast staat tegen een vaste rente. De rente op een spaardeposito wordt gewoonlijk na iedere periode naar je betaalrekening overgemaakt. 
Vraag 15

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige rente
Je hebt € 1.000 op je spaarrekening staan. Je krijgt 1% rente van de bank. Hoeveel euro rente krijg je aan het eind van jaar 1? 

  • bedrag : 100 x %
  • 1.000 : 100 x 1
  • 1.000 x 0,01 = € 10

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde rente
  • Samengestelde rente
  • -> de rente wordt bijgeschreven op je rekening
  • -> het jaar erna krijg je rente over je spaarbedrag en over de ontvangen rente ('rente op rente')
  • Let op! rente op een spaarrekening kan variabel zijn!!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde rente
Je hebt € 1.000 op je spaarrekening staan. Je krijgt 1% rente van de bank. Hoeveel euro rente krijg je aan het eind van jaar 2? 

  • (1.000 + 10) x 0,01 = € 10,10

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde rente
Je hebt € 1.000 op je spaarrekening staan. Je krijgt 1% rente van de bank. Hoeveel euro rente heb je gekregen na 3 jaar als er sprake is van samengestelde rente?
  • 1.000 x 0,01 = € 10
  • (1.000 + 10) x 0,01 = € 10,10
  • (1.000 + 10 + 10,10) x 0,01 = € 10,20
  • 10 + 10,10 + 10,20 = € 30,30

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde rente
Je hebt € 1.000 op je spaarrekening staan. Je krijgt 1% rente van de bank. Hoeveel euro rente heb je gekregen na 3 jaar als er sprake is van samengestelde rente?

  • 1.000 x (1 + 0,01)3 = € 1.030,30
  • 1.030,30 - 1.000 = € 30,30

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.1 Sparen of beleggen (deel 2)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Ipv sparen kun je ook beleggen
  • Je belegt je geld in iets waarvan je verwacht dat de waarde stijgt
  • Het risico is hoger, maar het kan zijn dat je meer verdient met aandelen dan met rente
  • Als het goed gaat met een bedrijf, stijgt de koers van een aandeel en wordt er dividend uitgekeerd
Dividend:
een winstuitkering van een bedrijf aan de houders van aandelen
2.2 Sparen of beleggen (deel 2)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbrengst aandelen:
Dividend, koersstijging (waardestijging) van een deel
Rendement obligaties:
Rente
Rendement
Opbrengst
Rendement spaarrekening:
Rente
2.2 Sparen of beleggen (deel 2)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Jelte krijgt 1,5% rente over zijn spaargeld. Op 1 januari bedroeg zijn spaargeld €1.500. Hoeveel stond er op 31 december op zijn rekening?
A
€1.725
B
€1.650
C
€1.522,5
D
€1.522,50

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dividend en koerswinst zijn het rendement van
A
een spaarrekening
B
obligaties
C
aandelen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het minste risico loop ik bij
A
obligaties
B
aandelen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jelte krijgt 1,5% samengestelde rente over zijn spaargeld. Op 1 januari 2015 bedroeg zijn spaargeld €1.500. Hoeveel stond er op 31 december 2017 op zijn rekening?
A
€2.281,31
B
€1.545,34
C
€1.568,52

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een gevolg van lagere spaarrentes?
A
Mensen gaan minder uitgeven
B
Mensen gaan minder sparen
C
Mensen gaan minder lenen
D
Mensen gaan meer uitgeven

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk!
maken paragraaf 2.1 
opdracht 49 t/m 56
Rekenen: 7 t/m 13
 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Benzine hoort bij de
A
variabele uitgaven.
B
incidentele uitgaven.
C
vaste lasten.
D
wekelijkse uitgaven.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op een schaal van 1 tot 10..
Hoe belangrijk is geld voor jou?
0100

Slide 24 - Poll

Deze slide heeft geen instructies


Tip: je kan ook antwoorden met een plaatje!
Waar geef jij het liefst je 
geld aan uit?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor geldtype ben jij?
Superspaarder
Rekenmaster
Geld-chaoot
Big Spender!

Slide 27 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 28 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 29 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 30 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.