1. Persoonsvorm & infinitivus

Persoonsvorm & infinitivus
Lesdoelen:
- Je kunt zeggen wat een persoonsvorm en een infinitivus zijn.
- Je kunt zeggen wat het verschil is tussen persoon en getal.
- Je kunt uitleggen hoe een persoonsvorm en een infinitivus (praesens) in het Latijn worden opgebouwd.
- Je kent de vier verschillende werkwoordstammen in het Latijn en kunt deze in de tegenwoordige tijd/praesens herkennen.
- Je kent de persoonsuitgangen van het praesens actief indicativus.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Persoonsvorm & infinitivus
Lesdoelen:
- Je kunt zeggen wat een persoonsvorm en een infinitivus zijn.
- Je kunt zeggen wat het verschil is tussen persoon en getal.
- Je kunt uitleggen hoe een persoonsvorm en een infinitivus (praesens) in het Latijn worden opgebouwd.
- Je kent de vier verschillende werkwoordstammen in het Latijn en kunt deze in de tegenwoordige tijd/praesens herkennen.
- Je kent de persoonsuitgangen van het praesens actief indicativus.

Slide 1 - Tekstslide

Indeling LessonUp
Wil je de LessonUp liever in stukjes maken in plaats van in 1 keer? Na elk van de volgende blokjes kan je een pauze inlassen:
Slide 3 - 15: persoonsvorm in het NL + persoonsuitgang 
Slide 16 - 17: werkwoordstam
Slide 18 - 24: infinitivus
Slide 25 - 31: uitzonderingen + zelfstandig rijtjes maken

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een persoonsvorm ook alweer?

Slide 3 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Ik lees vandaag een boek.
A
Ik
B
lees
C
vandaag
D
een boek

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Ik ga een brief aan jou sturen.
A
ik
B
ga
C
sturen
D
aan jou

Slide 5 - Quizvraag

Persoonsvorm
In het Latijn spreken we bij werkwoorden van persoon en getal: het getal geeft aan of een woord in het enkelvoud of meervoud staat. De persoon geeft aan: 1e, 2e of 3e persoon.

In het Latijn hoeft er niet per se 'jij' of 'hij' in een zin te staan; dit kan verwerkt zijn in het werkwoord. In het Nederlands zou je bijvoorbeeld zeggen: ik prijs. In het Latijn heb je daar maar 1 woord voor nodig: laudo.

De 1e persoon is: ik (enkelvoud) of wij (meervoud).
De 2e persoon is: jij (enkelvoud) of jullie (meervoud).
Wat zou de 3e persoon zijn?

Slide 6 - Tekstslide

Wat zouden de 3e persoon enkelvoud en meervoud aanduiden?

Slide 7 - Open vraag

Filmpje
Een persoonsvorm wordt in het Latijn gevolgd door een werkwoordstam en een persoonsuitgang. Per persoon en getal blijft de werkwoordstam onveranderd, maar verandert de persoonsuitgang wel.

In het filmpje op de volgende slide zie je hoe de persoonsuitgangen van de werkwoorden eruit zien. Bekijk nu het filmpje.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat heb je onthouden van het filmpje? Welke uitgangen? Noteer zoveel mogelijk!

Slide 10 - Open vraag

Persoonsuitgangen
De persoonsuitgangen die je in het filmpje hebt gezien en gehoord, zien er als volgt uit:
-o (1e ev; ik)
-s (2e ev; jij)
-t (3e ev; hij/zij/het)
-mus (1e mv; wij)
-tis (2e mv; jullie)
-nt (3e mv; zij)

Slide 11 - Tekstslide

Wat betekent clamamus?
A
ik schreeuw
B
jij schreeuwt
C
wij schreeuwen
D
jullie schreeuwen

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent bibo?
A
ik drink
B
jij drinkt
C
wij drinken
D
jullie drinken

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent audis?
A
ik hoor
B
jij hoort
C
wij horen
D
jullie horen

Slide 14 - Quizvraag

Je ziet hieronder 4 vormen:
VENIT - RIDENT - VOCAT - BIBIT.
Welke hoort niet in het rijtje thuis? Leg je antwoord uit.

Slide 15 - Open vraag

Werkwoordstam
Voordat we nu zelf persoonsvormen kunnen gaan vormen, moeten we eerst wat meer weten over de stam.
In het Latijn maken we onderscheid tussen 4 soorten stammen:

1. A-stam: de stam van het werkwoord eindigt op een a.
2. E-stam: de stam van het werkwoord eindigt op een e.
3. I-stam: de stam van het werkwoord eindigt op een i.
4. Mk-stam: de stam van het werkwoord eindigt op een medeklinker of een u.

Slide 16 - Tekstslide

a-stam
e-stam
i-stam
mk-stam
dormi
ger
doce
serva
veni
fave
divid
celebra
disced
arde
ora
toll
custodi
sta
praebe
add
da

Slide 17 - Sleepvraag

Infinitivus
In het Grieks en Latijn noemen we het hele werkwoord: de infinitivus. Denk maar bijvoorbeeld aan de zin: De slaaf weigert te komen. 

 De woorden '(te) komen' vormen hier niet de persoonsvorm, maar het hele werkwoord (de infinitivus).

De infinitivus wordt als volgt gevormd: stam + -re.

Hoe komt de inf(initivus) er nu uit te zien bij de a-stam, e-stam en i-stam? Laudare (a-stam), monere (e-stam), audire (i-stam).

Slide 18 - Tekstslide

Infinitivus: bindvocaal
Bij de mk-stam hebben we een probleempje: want reg-re is niet heel makkelijk uit te spreken voor de Romeinen! Daarom hebben ze een zogenaamd bindvocaal toegevoegd: een extra klinker tussen de stam en de uitgang om het woord beter uit te kunnen spreken. Bij de infinitivus is dat altijd de letter e: regere.

In de woordenlijst worden de e-stam en mk-stam als volgt van elkaar onderscheiden:
Staat er een streepje op de e voor de uitgang? Dan hebben we te maken met een e-stam.
Staat er geen streepje op de e? Dan hebben we te maken met een mk-stam.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de infinitivus van de stam: DORMI-

Slide 20 - Open vraag

Wat is de infinitivus van de stam:
DIC-

Slide 21 - Open vraag

Als het goed is, heb je bij de vorige vraag 'dicere' ingevuld. Dit is een...
A
a-stam
B
e-stam
C
i-stam
D
mk-stam

Slide 22 - Quizvraag

Laudare is een...
A
a-stam
B
e-stam
C
i-stam
D
mk-stam

Slide 23 - Quizvraag

Finire is een...
A
a-stam
B
e-stam
C
i-stam
D
mk-stam

Slide 24 - Quizvraag

Rijtjes
Je weet nu hoe je een werkwoordstam kan vinden en welke persoonsuitgangen er bij elke persoon en getal horen. Je bent bijna klaar om zelf persoonsvormen te maken! Op de volgende slide gaan we nog even kijken naar een paar uitzonderingen.

Slide 25 - Tekstslide

Uitzonderingen
1. 1e ev a-stam: bij de 1e pers. ev van de a-stam valt de a aan het eind van de stam weg. VB: laudare - laudo (in plaats van laudao).
2. 3e mv i-stam: bij de 3e pers. mv van de i-stam wordt een bindvocaal u toegevoegd voor de persoonsuitgang. VB: audire - audiunt (in plaats van audint).
3. mk-stam: bij de 2e en 3e ev + 1e en 2e mv van de mk-stam wordt een bindvocaal i toegevoegd voor de persoonsuitgang. VB: regere - regis, regit, regimus, regitis.
4. mk-stam: bij de 3e mv van de mk-stam wordt een bindvocaal u toegevoegd voor de persoonsuitgang. VB: regere - regunt.

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag!
Je gaat nu zelf rijtjes maken! Dat doe je door de stam van het werkwoord te combineren met de juiste persoonsuitgang. 

Slide 27 - Tekstslide

Noteer het rijtje van LAUDARE (dus: 1e ev, 2e ev, 3e ev, 1e mv, 2e mv, 3e mv).

Slide 28 - Open vraag

Noteer het rijtje van FINIRE.

Slide 29 - Open vraag

Noteer het rijtje van DICERE (mk-stam).

Slide 30 - Open vraag

Noteer het rijtje van RIDERE (e-stam).

Slide 31 - Open vraag

De grammatica van deze les...
vind ik een makkie!
wil ik graag nog (zelfstandig) verder oefenen.
wil ik graag nog (klassikaal) verder oefenen en verder uitgelegd krijgen.

Slide 32 - Poll

Welke vragen zou je nog over deze stof willen stellen?

Slide 33 - Open vraag