Media

MPL MEDIA
1/4 cijfer voor je diploma!!!

Cijfer 1: Jongeren, Plurif. Sl, Ned ed Wereld
Cijfer 2: Media
Cijfer 3: Werk
Cijfer 4: Politek, Criminaliteit

Examen Mpl 4e klas = 
Multi Culti, Politiek, Criminaliteit
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

MPL MEDIA
1/4 cijfer voor je diploma!!!

Cijfer 1: Jongeren, Plurif. Sl, Ned ed Wereld
Cijfer 2: Media
Cijfer 3: Werk
Cijfer 4: Politek, Criminaliteit

Examen Mpl 4e klas = 
Multi Culti, Politiek, Criminaliteit

Slide 1 - Tekstslide

Welk cijfer ga je scoren op de toets?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Video

1. Media en Communicatie
  • Communicatie
  • Medium
  • Non-verbale communicatie
  • Twijzijdige communicatie
  • Massacommunicatie

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

1. Maak de zin af.

Communicatie:

A
vindt alleen plaats als je met iemand praat.
B
B is altijd tweezijdig.
C
is het doorgeven en ontvangen van informatie.
D
is een ander woord voor massamedia.

Slide 6 - Quizvraag

2. Jacobien leest een mooi boek van Carrie Slee uit de bibliotheek. Wie of wat is de zender in deze situatie?
A
Jacobien.
B
Het boek.
C
Carrie Slee.
D
De bibliotheek.

Slide 7 - Quizvraag

3. Jacobien leest een mooi boek van Carrie Slee uit de bibliotheek. Wie of wat is het medium in deze situatie?
A
Jacobien.
B
Het boek.
C
Carrie Slee.
D
De bibliotheek.

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

4. Welke twee voorbeelden horen bij het begrip non-verbale communicatie?
A
Gebarentaal en symbolen.
B
Twitteren en verkeersborden.
C
Foto’s en krantenadvertenties.
D
Vloeken en schilderijen.

Slide 10 - Quizvraag

5. Wat is een voorbeeld van tweezijdige communicatie?
A
Een e-mail.
B
Een telefoongesprek.
C
Een boek.
D
Een toespraak door de koning.

Slide 11 - Quizvraag

6. Wat is een belangrijk kenmerk van massacommunicatie?

A
Het gaat om meerzijdige communicatie.
B
De informatie is voor iedereen bedoeld.
C
Een (medium) middel is niet noodzakelijk.
D
Het gaat om verbale communicatie.

Slide 12 - Quizvraag

7. ………… en ………. zijn voorbeelden van massamedia.
Welke woorden zijn weggelaten?
A
Een appje; een verkeersbord.
B
Een dagboek; een tijdschrift.
C
Een krant; een verjaardagskaart.
D
Een flyer; een website.

Slide 13 - Quizvraag

2. Soorten Media
  • Populaire kranten
  • Kwaliteitskranten
  • Doelgroep
  • Commerciële omroep
  • Publieke omroep

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Populaire kranten
Kwaliteitskranten

Slide 17 - Woordweb

1. Kwaliteitskranten en populaire kranten staan hieronder door elkaar. Wat zijn twee kwaliteitskranten?
A
De Telegraaf en Trouw.
B
NRC en de Volkskrant.
C
Metro en het AD.
D
Het AD en de Volkskrant.

Slide 18 - Quizvraag

2. Kwaliteitskranten en populaire kranten staan hieronder door elkaar. Wat zijn twee populaire kranten?
A
Trouw en de Volkskrant.
B
NRC en De Telegraaf.
C
NRC en het AD.
D
De Telegraaf en het AD.

Slide 19 - Quizvraag

3. Je vindt ……………. vaak in een kwaliteitskrant, maar minder vaak in een populaire krant.

Welk nieuws is hier weggelaten?
A
sportnieuws.
B
nieuws over criminaliteit.
C
politiek nieuws.
D
amusementsnieuws.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

4. Publieke omroepen moeten volgens de Mediawet programma’s maken voor verschillende …………….
Welk woord is weggelaten?
A
doelgroepen.
B
adverteerders.
C
provincies.
D
bronnen

Slide 22 - Quizvraag

5. Commerciële omroepen hebben als doel om geld te verdienen. Een voorbeeld van een commerciële omroep is:
A
de VARA.
B
de KRO.
C
RTL.
D
de TROS.

Slide 23 - Quizvraag

6. Wat is een voorbeeld van een publieke omroep?
A
Veronica.
B
De VARA.
C
RTL.
D
SBS 6.

Slide 24 - Quizvraag

7. Er zijn commerciële omroepen en publieke omroepen. Wat is het belangrijkste verschil?

Publieke omroepen:
A
hebben als doel geld te verdienen.
B
krijgen al hun geld uit reclame-inkomsten.
C
ontvangen geld van de overheid.
D
zenden geen reclame uit.

Slide 25 - Quizvraag

8. Bij de tv heb je commerciële en publieke omroepen. Bij de radio heb je:
A
alleen commerciële omroepen.
B
ook commerciële en publieke omroepen.
C
alleen publieke omroepen.
D
geen commerciële en publieke omroepen.

Slide 26 - Quizvraag

Doe nu de test in de VMBO-KGT app deel 1!

Hoeveel vragen heb je goed beantwoord? Vul dat hieronder in!

Slide 27 - Open vraag

Doe nu de test in de VMBO-KGT app deel 2!

Hoeveel vragen heb je goed beantwoord? Vul dat hieronder in!

Slide 28 - Open vraag

Wat vonden jullie van deze les?
A
Stom!
B
Wel oké...
C
Leuk.
D
Super leuk!

Slide 29 - Quizvraag