Herhalen H3 en H4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Goedemorgen!

Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.

• Lesboek Nieuw Nederlands
  
• Laptop
• Schrift 
• Pen

Wat gaan we doen? 

• Voorbereiden toets Taalverzorging H3 en H4
  
• Evaluatie les
  
• Afsluiten

Proefwerk H3 en H4

• voorvoegsels
• lidwoorden en zelfstandig naamwoorden
• voltooid deelwoord
•  verwijswoorden
• achtervoegsels
  
• verwijswoorden
  
• tegenwoordige, verleden en voltooide tijd
  
• verkleinwoorden

Voorvoegsels

Voorvoegsel

Er zijn woorden met een stukje ervóór, 

dat is een voorvoegsel.

Dus:

onaardig betekent niet aardig

Bijvoorbeeld: het stukje on- betekent niet.

Wat betekent
onmisbare

1. niet te missen
2. gemiste

Wat betekent
interregionaal

1. in de regio's
2. tussen regio's

Wat betekent
wantoestanden

1. slechte toestanden
2. andere toestanden

Achtervoegsels

Hij doet vijandig tegen mij.
Vijandig =

1. aardig
2. niet aardig

Ik noteer het schematisch.
schematisch =

1. alles door elkaar
2. alles netjes op een rij

De minderheid had een voldoende.
minderheid =

1. het grootste deel
2. het kleinste deel

De koektrommel was rijkelijk gevuld.
rijkelijk =

1. er zat veel in
2. er zat weinig in

Lidwoord en znw

Aan de slag...

Kopie lidwoorden / zelfstandige naamwoorden

Kies van elke opdracht... zinnen 

Daarna... kijk elkaars antwoorden na en bespreek dit met elkaar.

Lidwoord: ( LW)

de, het, een

Een lidwoord (LW) staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord.

Aan de slag...

Kopie lidwoorden / zelfstandige naamwoorden

Kies van elke opdracht... zinnen 

Daarna... kijk elkaars antwoorden na en bespreek dit met elkaar.

Woordsoorten:

 Zelfstandige naamwoorden:

Mensen, dieren, dingen, planten, eigennamen.

1. Meestal kun je een zelfstandig naamwoord in het meervoud zetten: tas - tassen

2. Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken:

 snoep - snoepje

3. Meestal kun je voor het zelfstandig naamwoord de, het of een zetten: de hond, het huis, een vlieger.

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het lidwoord?

1. de
2. slimme
3. het
4. leerling

Welke woorden zijn zelfstandig naamwoorden?

1. Groot, dik, jong, blauw
2. lopen, rennen, vliegen, duiken
3. in, op, naast, achter
4. poes, Peter, Nederland, weerbericht

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Voltooid deelwoord

Voltooid Deelwoord

Een voltooid deelwoord kan ook met ont- beginnen

ontdekt - ontwaakt - ontvoerd

Een voltooid deelwoord kan ook met her- beginnen

herdenkt - herplaatst - hersteld

 

Een voltooid deelwoord eindigt op: 

Zwakke werkwoorden: -t of -d : gefietst - gepakt - verdiend

Sterke werkwoorden: -t , -n of -en - verzonnen - geschreven

Voltooid Deelwoord

Een voltooid deelwoord begint vaak met ge-

gelopen - gefietst - gemaakt

Een voltooid deelwoord kan ook met be- beginnen

betaald -  begroet - begraven

Een voltooid deelwoord kan ook met ver- beginnen
verrast - verteld - verhuisd

Zwakke werkwoorden: -t of -d

Sterke werkwoorden: -t of -en

Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord

1. waar
2. niet waar

Welke van werkwoord is een sterk werkwoord?

1. hopen
2. glijden
3. leiden
4. strooien

Verwijswoorden

DEZE, DIE, DAT, DAT, HIJ, ZIJ, HET, ZE, HEM, HAAR, HEN

Dit zijn verwijswoorden.

Je gebruikt deze verwijswoorden om te verwijzen naar iemand die of iets wat 

eerder genoemd is.

Bijvoorbeeld:

Rens pakt zijn jas. Rens trekt zijn jas aan.

Je kunt dit korter zeggen:

Rens pakt zijn jas. Hij trekt hem aan.

Je gebruikt hij voor Rens, en hem voor zijn jas.

Regels mijn/jouw/je

Je gebruikt

mijn  >  als er een bezit achter staat  > Dit is de fiets van mijn zus

jouw > als er een bezit achter staat > Jouw score is hoger.

je > als er een bezit achter staat > Moet hij je baas bellen?

Regels mij/me/jou/je

Je gebruikt:

mij  > als er geen bezit achter staat > Waarom luistert niemand
                                                                              naar mij?

me > als er geen bezit achter staat > Bel je me?

jou > als er geen bezit achter staat > Dit cadeau kreeg ik van jou.

je > als er geen bezit achter staat > Wil je die schoen even
                                                                          aangeven?

Vanochtend heb ik ME verslapen.

1. geen bezit erachter
2. wel bezit erachter

Iedereen feliciteerde ME met MIJN verjaardag.

1. me + mijn = geen bezit erachter
2. me = wel bezit erachter mijn = niet
3. me = geen bezit erachter mijn = wel
4. me + mijn = wel bezit erachter

Dat woordenboek is niet van JOU.

1. geen bezit erachter
2. wel bezit erachter

Ik heb MIJN bus gemist.

1. geen bezit erachter
2. wel bezit erachter

snijden
Mijn moeder ... de groenten in kleine stukjes.

Welk verwijswoord moet er op de lege plek staan?

Zie je ........ vogelhuisje daar achter in de tuin?

1. Die
2. Deze
3. Dit
4. Dat

Welk verwijswoord moet er op de lege plek staan?

Heeft u ....... schoenen hier ook in het zwart?

1. Die
2. Deze
3. Dit
4. Dat

Dat konijn van ... is het liefste dat ik ooit heb gezien.

1. jou
2. jouw

Verkleinwoorden

-ing

Woorden die eindigen op -ing, krijgen vaak de eindletters etje of nkje

Voorbeelden:  

ding – dingetje                       ketting – kettinkje

                  

-m

Woorden die eindigen op -m, krijgen meestal -pje erbij.

Soms kan het zo zijn dat ze een -metje krijgen. 

Voorbeelden:

boom – boompje                                         

stem – stemmetje

korte klinker

Woorden met een korte klinker (a, e, i, o, u) krijgen vaak een dubbele medeklinker.

Voorbeelden:

ster – sterretje                          zon – zonnetje

kip – kippetje

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?

Tot de volgende les!