H2B- P3 - week 4 - les 1 - Start schrijven

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
Ga op je plek volgens plattegrond zitten
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
Ga op je plek volgens plattegrond zitten

Slide 1 - Tekstslide

- Welkom 
- Stillezen
- Opdracht Betoog - Bouwplan vullen
- Opdracht Betoog - Inleiding schrijven


Doel:
- Je kunt in korte, krachtige zinnen opschrijven wat je bedoelt. 
- Je hebt een stelling gekozen en hebt bronnen bij elkaar gezocht
- Je hebt je argumenten zo geformuleerd dat ze juist en geldig zijn
- Je argumenten zijn gesorteerd in je bouwplan
- Je hebt je inleiding geschreven

Vandaag in de les:

Slide 2 - Tekstslide

Stillezen
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide



Logische zinsconstructies
- Belangrijkste informatie vooraan
- Onderwerp - gezegde - lijdend voorwerp
- Maar is je zin dan logisch?
- Afwisseling waar mogelijk 

Prettige zinslengte
- veel verschillende informatie in een zin? deel hem op!

Tangconstructie
- staan dingen die bij elkaar horen bij elkaar?


H- 9 De kunst van het overtuigen

Slide 4 - Tekstslide

Groepen:
- 3 leerlingen per groep (een van 4)

Wat doe je samen:
- Stelling kiezen
- Inlezen, bronnen delen, argumenten bedenken en bespreken

Wat doe je alleen:
- Standpunt innemen bij de stelling
- Bouwplan indelen
- Betoog schrijven

Opdracht betoog

Slide 5 - Tekstslide

Basisstappen H25
Opdracht betoog

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een argument?

Eisen:
- Juist 
- Geldig

Lijkt goed, is fout:
- cirkelredenering
- te snelle conclusie 


Wat is een goed argument?
Een argument is juist als het geen feitelijke onjuistheden bevat. 
Een argument is geldig als het ook daadwerkelijk over het standpunt gaat. 
Je standpunt is eigenlijk hetzelfde als je argument.
Je trekt een conclusie op basis van een voorbeeld. Maar geldt het dan wel in alle gevallen?

Slide 7 - Tekstslide

Opbouw H25
Bouwplan
Opdracht betoog

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht:

1. Beschrijf welk standpunt jij inneemt t.o.v. de stelling
2. Benoem en onderbouw de argumenten waarmee jij
    je standpunt wilt onderbouwen.
3. Check van al je argumenten of ze juist en geldig zijn. 
4. Ga na of jouw argumenten geen cirkelredenaties of te
snelle conclusies
zijn. 

5. Kies welke argumenten jij wilt gebruiken
6. Zet deze argumenten in een bouwplan (zie bestand teams). 
Standpunt en argumenten 

Slide 9 - Tekstslide

Doel inleiding:

- Lezer laten weten waar de tekst over gaat
- interesse wekken - men moet willen doorlezen
Een goede inleiding

Slide 10 - Tekstslide

Doel inleiding:
- Lezer laten weten waar de tekst over gaat
- interesse wekken: men moet willen doorlezen

Hoe doe je dat:
- Zorg dat jouw standpunt heel duidelijk verwoord wordt;
- Benoem waarom dit onderwerp belangrijk voor je is;
     - Dit kan door een anekdote te gebruiken of;
     - een voorbeeld te geven of;
     - een gedachten-experiment te doen: 'stel je voor dat...'
     - een herkenbare situatie voor de lezer te schetsen
Een goede inleiding

Slide 11 - Tekstslide

Doel inleiding:
- Lezer laten weten waar de tekst over gaat
- interesse wekken: men moet willen doorlezen

Valkuilen:
- 'ik ga je vertellen over...'
- Niet duidelijk noemen wat het onderwerp of jouw
standpunt is.
- Alleen maar heel zakelijk zijn. 
- hallo/beste... (het is geen brief)
Een goede inleiding

Slide 12 - Tekstslide

Lees de inleiding van de tekst
(dit zijn de eerste twee alinea's)


- Hoe zorgt de schrijfster ervoor dat je weet haar mening is?
- Wat is het standpunt van de schrijfster?
- Welke emotie roept de inleiding op?
- Hoe zorgt de schrijfster ervoor dat je verder wilt lezen?

Een goede inleiding - voorbeeld

Slide 13 - Tekstslide

Wat is jouw doel met de inleiding:

- Bedenk hoe je wilt bereiken dat je stuk gelezen wordt
    - welke emotie wil je oproepen bij je lezer;
- Bedenk een voorbeeld/ anekdote / prikkelende vraag 
   waarmee je de lezer vast kunt houden;
- Hoe sla je een brug tussen de inleiding en je eerste alinea?

Schrijf je inleiding!
Aan de slag

Slide 14 - Tekstslide

- Leesboek meenemen. 
- Je hebt je bouwplan ingevuld en je inleiding geschreven
- In de les gaan we het slot schrijven


Tot dan!
Volgende les: 

Slide 15 - Tekstslide