Leesvaardigheid hfst 3.2

Planning
1. Theorie Tekstopbouw / Opbouw van alinea's blz. 100
2. Opdr. 1 klassikaal in LessonUp
3. Opdr. 3 klassikaal in LessonUp

Kijk het huiswerk zelf na op de Classroom!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Planning
1. Theorie Tekstopbouw / Opbouw van alinea's blz. 100
2. Opdr. 1 klassikaal in LessonUp
3. Opdr. 3 klassikaal in LessonUp

Kijk het huiswerk zelf na op de Classroom!

Slide 1 - Tekstslide

Tekstopbouw
Tekstopbouw: de volgorde van informatie in de tekst.

Twee manieren om een tekst op te bouwen:
- een driedeling: inleiding - kern - slot
- een tweedeling: inleiding - kern (nieuwsbericht)

Slide 2 - Tekstslide

Tekstopbouw
De inleiding kan verschillende functies hebben, maar er staat bijna altijd informatie in waaruit je het onderwerp van de tekst kunt afleiden.

De kern is het langste deel van de tekst en behandelt het onderwerp. In de kern kun je deelonderwerpen onderscheiden.
Slot: samenvatting of conclusie (geen nieuwe informatie)

Slide 3 - Tekstslide

Opbouw van alinea's
Alinea's hebben meestal ook een duidelijke opbouw. Ze bestaan uit een hoofdmededeling en een uitleg of uitwerking ervan.

De zin waarin de hoofdmededeling staat, noemen we de kernzin.
De kernzin is meestal de eerste zin van de alinea, maar hij kan ook op een andere plek staan (bijv. als laatste)

Slide 4 - Tekstslide

Opdr. 1 Waar of niet waar?
a. Een tekst bestaat uit drie delen betekent hetzelfde als een tekst bestaat uit drie alinea's.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Opdr. 1 Waar of niet waar?
b. Teksten die uit twee delen bestaan, komen veel voor.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Opdr. 1 Waar of niet waar?
c. Elke tekst heeft een inleiding.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Aan de slag
1. Opdr. 3 kl
2. Opdr. 3 in LessonUp

Slide 8 - Tekstslide

Opdr. 3a
Wat is het onderwerp van tekst 1?

Slide 9 - Open vraag

Opdr. 3b
Wie is de schrijver?

Slide 10 - Open vraag

Opdr. 3b
Wat is de bron van de tekst?

Slide 11 - Open vraag

Opdr. 3c
Leg uit dat je aan de titel al een beetje kunt zien dat tekst 1 bedoeld is om informatie te geven.

Slide 12 - Open vraag

Heeft tekst 1 een tweedeling of een driedeling?
A
tweedeling (inleiding - kern)
B
driedeling (inleiding - kern - slot)

Slide 13 - Quizvraag

Tweedeling
De slotalinea is niet de afsluiting van de
hele tekst, maar behandelt het laatste deelonderwerp. Er
staat nieuwe informatie in over het onderwerp.

Slide 14 - Tekstslide

Alinea's
Tekstopbouw
inleiding
kern
alinea 4
alinea 1
alinea 5 
alinea 2
alinea 3
alinea 6

Slide 15 - Sleepvraag

Aan de slag
Opdracht 4 klassikaal
Lezen tekst 1 nauwkeurig klassikaal
Maken opdr. 5b t/m 5g + opdr. 6 zw

Huiswerk dinsdag 6 april
opdr. 5 en 6 af

Slide 16 - Tekstslide

Planning
1. nakijken opdr. 5 en 6
2. theorie hoofdgedachte, hoofd-en bijzaken en verwijswoorden
3. opdr. 7 kl
4. maken opdr. 9 t/m 12

Slide 17 - Tekstslide

Opdr. 5
b. 1 Het is een jaarlijkse traditie wie het eerste kievitsei
vindt.
2 Het is een jaarlijkse traditie om hierover te
discussiëren.
c Dit tekstdeel gaat niet over een verbod op het zoeken
van kievitseieren, maar over een verbod op het rapen
(= het leeghalen van nesten).

Slide 18 - Tekstslide

Opdr. 5
d. De Faunabescherming wil af van de ontheffing van het
verbod om kievitseieren te rapen. De provincie Friesland
wil de ontheffing juist handhaven.
Of: De Faunabescherming wil dat ook in Friesland het
rapen van kievitseieren wordt verboden. De provincie
Friesland wil deze traditie handhaven.

Slide 19 - Tekstslide

Opdr. 5
e In Friesland mogen de eieren worden geraapt, in andere
provincies niet.
f In de tekst worden drie andere lokale tradities genoemd:
zwientje tikken in Oost-Nederland, ganstrekken in
Grevenbicht en wc-potten gooien in Achterberg.
g Een nieuwe traditie. Of: een nieuw volksvermaak.

Slide 20 - Tekstslide

Opdr. 6
a Een ljipaai.
b Bijvoorbeeld: kieviten worden zo gering in aantal dat ze
dreigen te verdwijnen.
c Cijfers die nog maar korte tijd bekend zijn. Of: cijfers
over een periode die net achter de rug is.
d Aangeven, bijvoorbeeld met stokjes, waar zich een nest bevindt.

Slide 21 - Tekstslide

Opdr. 6
e 1 alternatief: een andere keus, een andere oplossing.
    2 lokale traditie: een plaatselijke gewoonte die al
geruime tijd bestaat.
   3 wijdverbreid: verspreid over een groot gebied.

Slide 22 - Tekstslide

Hoofdgedachte
De  hoofdgedachte is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.

Zo vind je de hoofdgedachte:
* je zoekt het onderwerp van de tekst;
* je stelt jezelf de vraag wat het belangrijkste is wat de schrijver over het onderwerp zegt. Je formuleert het antwoord in één zin.

Slide 23 - Tekstslide

Hoofdgedachte
Vaak heb je aan de titel, de inleiding en/of de slotalinea genoeg om de hoofdgedachte te vinden.
* Soms is de inleiding een korte samenvatting van de tekst.
* Of: de inleiding bevat een vraag, in de slotalinea staat het antwoord.
* Of: de inleiding noemt een mening, de slotalinea geeft de conclusie.
* Of: de slotalinea vat het belangrijkste samen

Slide 24 - Tekstslide

Verwijswoorden
Als een schrijver niet steeds dezelfde woorden wil gebruiken, vervangt hij ze door verwijswoorden. Bijna alle verwijswoorden verwijzen naar iets wat eerder in de tekst is genoemd. Soms verwijst een verwijswoord naar iets wat nog moet komen.

Stel de vraag: Wie, wat, waar of welke?

Slide 25 - Tekstslide

Hoofd-en bijzaken
Niet alle informatie in de tekst is even belangrijk. Als je een tekst wilt samenvatten, noteer je alleen de hoofdzaken, de belangrijkste dingen die in de tekst worden gezegd.
De bijzaken, de minder belangrijke informatie laat je weg.

Bekijk per deelonderwerp wat de hoofdzaak is.
Bekijk de kernzinnen.

Slide 26 - Tekstslide

In welke woorden betekent hoofd- hetzelfde als in hoofdgedachte en hoofdzaak?
A
hoofdmaaltijd, hoofdhaar, hoofdrol
B
hoofdmaaltijd, hoofdrol, hoofdregel
C
hoofdhaar, hoofdrol, hoofdregel
D
hoofdmaaltijd, hoofdrol, hoofdregel

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent 'hoofd' in deze woorden?

Slide 28 - Open vraag

Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte weer van tekst 1?
A
Kievitseieren rapen staat ter discussie omdat de populatie bedreigd wordt.
B
Kievitseieren rapen en andere tradities waarin dieren een rol spelen staan ter discussie.
C
Niet al het Nederlandse volksvermaak staat ter discussie.

Slide 29 - Quizvraag

In welke alinea van tekst 1 vond je de hoofdgedachte?

Slide 30 - Open vraag

Aan de slag
Maak opdr. 9 t/m 12 blz. 103

Huiswerk vrijdag
opdr. 9 t/m 12

Slide 31 - Tekstslide