Les 13

Les 13
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Les 13

Slide 1 - Tekstslide

   
   Bespreken opdrachten uit het boek.

  Blz. 124

  Kies een woord en maak hier een zin mee.

  Bijvoorbeeld:
  Ik ben niet zo in de stemming. Ik heb geen zin om te        sporten.


Slide 2 - Tekstslide


Kijk het filmpje over de hunebedden.




M opdracht 9 en 10 blz. 125 en 126

Slide 3 - Tekstslide

Drenthe
De hoofdstad is Assen

Zijn jullie al in Drenthe geweest?

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht:

Kies een provincie uit.
Zoek op Nederlandse websites naar informatie.
- Wat is de hoofdstad van deze provincie? 
- Wat zijn leuke plaatsen om te bezoeken?
- Wat zijn leuke activiteiten om te doen?
- Hoe kun je er komen met openbaar vervoer?
- Lijkt het je leuk om deze provincie te bezoeken?
Zo ja wat ga je daar doen?

Slide 5 - Tekstslide

De provincies van Nederland:
Kijk naar de kaart en zoek de provincies op.

Groningen                         Zeeland
Friesland                            Limburg
Drenthe                              Flevoland
Overijssel                          Zuid-Holland
Gelderland                       Noord-Brabant
Utrecht
Noord-Holland



Slide 6 - Tekstslide

Verschil je/ jij

Je en jij zijn allebei het onderwerp. Je kunt ze allebei gebruiken.
Jij gebruik je voor zinnen die je extra wil benadrukken.

- Je moet jouw huiswerk doen.
- Jij moet jouw huiswerk doen. (met nadruk)
- Je moet je huiswerk doen. (algemeen)
Anders haal je slechte cijfers. 


Slide 7 - Tekstslide

je/ jij = onderwerp
jou = lijdend voorwerp of na een voorzetsel
jouw = bezittelijk voornaamwoord.

1 Je koopt een taartje/ Jij koopt een taartje.
Koop je een taartje bij de bakker? Koop jij een taartje bij de bakker?
2 Ik hou van jou/ Ik heb jou gisteren gebeld.
3 Is dit jouw boek? Is dit jouw pen?

Spreektaal: Is dit je boek? Is dit je pen?

Slide 8 - Tekstslide

We gaan luisteren naar IJskoud van Nielson.

Zet de zinnen van opdracht 13 in de juiste volgorde.
(Sommige zinnen hoor je vaker)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Musea in Nederland
Musea in Nederland:

1 Van Gogh museum    2  Anne Frank huis       3 Rijksmuseum              4 Mauritshuis






5 Naturalis                       6 Prinsenhof Delft   7 Open lucht museum 8 Escher in het Paleis
 

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 12 blz. 127

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdstuk 4 Extra

Rara waar ben ik?
Probeer in 5 zinnen een stad in Nederland te beschrijven.
Wat zijn de bezienswaardigheden?
In welk deel van Nederland ligt de stad? Noorden - Zuiden - Oosten of Westen?
Ben je er zelf geweest?
In welke provincie?
Welke steden liggen er omheen?

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht voor de volgende keer.

Informatie over Nederland geven:

Een vriend wil een paar weken naar Nederland komen.
Hij wil door Nederland gaan reizen. Geef hem wat tips.
Schrijf een mail naar je vriend.
Schrijf in je mail wat een leuke provincie/ stad is om te bezoeken en waarom.
Geef je mening over Nederland en gebruik ook de indirecte rede.
Begin met een groet en sluit je mail op een 
passende manier af.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Vragen tijdens het luisteren:
1 Hoeveel tomaatjes zijn er vandaag geplukt?
2 In welke provincie zijn ze?
3 Hoe lang kan de plant worden?
4 Hoeveel centimeter groeien de planten per week?
5 Hoeveel tomaatjes kunnen er aan 1 lange plant groeien?
6 Welke 3 dingen kunnen er aangepast worden in de kas?
7 Welke dieren gebruiken ze om de bloemetjes te bestuiven?
8 Waarom zijn er geen bestrijdingsmiddelen nodig?
9 Welke smaak heeft het bruine tomaatje?

Slide 16 - Tekstslide