3.4 Banken doen meer

Hoofdstuk 3

De bank en jouw geld

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3

De bank en jouw geld

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 3
De bank en jouw geld !






3.1 Hoe betaal je?
3.2 Wat levert sparen op?
3.3 Geld lenen kost geld!
3.4 Banken doen meer

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?


  • Herhaling 3.3 Geld lenen kost geld!
  • Uitleg 3.4 Banken doen meer
  • Zelfstandig aan het werk.
  • Leerdoelen controleren

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen § 3.3
Wat weet je nog ...
  • hoe je de kosten van een lening berekent.
  • welke redenen je kunt hebben om geld te lenen.
  • wat voor soort leningen er zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Banken doen meer

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen § 3.4
Na deze les weet je ...
  • Wat het betekend dat je je geld belegd
  • Hoe de geldkring in elkaar zit
  • Hoe je vreemd geld omrekent naar euro's en omgekeerd

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beleggen?
  • Hoe kun je beleggen?
  • Je kunt beleggen in aandelen van een bedrijf. 
  • Je wordt dan voor een stukje mede-eigenaar van het bedrijf.
  • Gaat het goed gaat met dat bedrijf, dan stijgt de koers van je aandeel.
  • Gaat het slecht, dan daalt de koers.
  • Gaat het bedrijf failliet, is je aandeel niets meer waard.
  • Ook hiervoor kun je naar een bank voor advies, de bank zal dan een vergoeding vragen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe verdien je geld met beleggen?

  • Een bedrijf maakt winst. Je krijgt 1x per jaar een deel van de winst = dividend
  • Je verkoopt je aandelen op de beurs voor een hoger bedrag (=de koers) dan dat je ze hebt aangekocht.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beleggen of sparen?
Voordelen beleggen:
  • Meer kans op een hoog rendement.
  • Je kan aandelen snel aan- en verkopen.


Nadelen beleggen:
  • Als een bedrijf geen winst maakt krijg je geen dividend
  • Een aandeel kan ook minder waard worden en dus kun je ook verlies lijden.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beleggen of sparen?
Voordelen sparen:
  • Je kan geen verlies maken.
  • Je weet van te voren precies hoeveel euro je over een bepaalde tijd hebt.
Nadelen sparen:
  • Bij sparen krijg je een laag rendement.
  • Als de inflatie per jaar is hoger dan de rente kun je na een jaar minder kopen voor je geld.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overzicht
Opbrengst aandelen:
Dividend, koersstijging (waardestijging) van een deel
Rendement obligaties:
Rente
Rendement
Opbrengst (= winst)
Rendement spaarrekening:
Rente

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

De pijlen geven verschillende geldstromen aan. 
Zet de woorden op de goede plek:
bedrijfskredieten – consumptieve kredieten – inkomens – spaargeld –
consumptie-uitgaven

Eurozone

  • Landen uit de EU die de euro als eigen munt hebben.
  • Buiten de Eurozone; vreemde valuta

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wisselkoersen
  • Geeft de verhouding tussen de euro en vreemde valuta aan.
  • Banken gebruiken bij het omwisselen van vreemd geld twee koersen.
  • Het lage bedrag: als je vreemd geld koopt, ontvang je het lage bedrag voor je euro’s.
  • Het hoge bedrag: als je vreemd geld omwisselt voor euro’s, ontvang je één euro voor het hoge bedrag in vreemde valuta.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Provisiekosten 


  • Ander woord voor oa administratiekosten
  • Als jij vreemd geld koopt -> provisiekosten erbij optellen

  • Als jij vreemd geld verkoopt --> van jouw te ontvangen bedrag afhalen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wisselkoersen (verhoudingstabel)
  1. Bepaal of je vreemd geld wilt kopen of inwisselen?
  2. Kopen = lage koers en inwisselen = hoge koers
  3. Verhoudingstabel tekenen
  4. Goede wisselkoers in de tabel zetten!
  5. Waar wil je naar toe rekenen?
  6. Antwoord geven op de vraag

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wisselkoersen (formule)
  1. Bepaal of je vreemd geld wilt kopen of inwisselen?
  2. Kopen = lage koers en inwisselen = hoge koers
  3. Goede formule kiezen!
  • kopen = bedrag in euro’s x lage koers
  • Inwisselen = bedrag in vreemd geld : hoge koers


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen oefenen!
  • Gebruik de wisselkoersen op bladzijde 86 van je boek!
  • 1. Je wilt voor € 100 Deense kronen.  Hoeveel Deense kronen krijg je? 
  • 2. Je wilt 654 Deense kronen omwisselen voor euro’s.        Hoeveel euro’s krijg je?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord som 1 
  1. Bepaal of je vreemd geld wilt kopen of inwisselen? (kopen)
  2. Kopen = lage koers en inwisselen = hoge koers (lage koers)
  3. Verhoudingstabel tekenen (zie bord)
  4. Goede wisselkoers in de tabel zetten! (zie bord)
  5. Waar wil je naar toe rekenen? (zie bord)
  6. Antwoord geven op de vraag (zie bord)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord som 1 
  1. Bepaal of je vreemd geld wilt kopen of inwisselen?            (kopen)
  2. Kopen = lage koers en inwisselen = hoge koers                    (lage koers)
  3. kopen = bedrag in euro’s x lage koers 
  4. 100 x 7,39 = 739 DK

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord som 2
  1. Bepaal of je vreemd geld wilt kopen/ inwisselen? (verkopen)
  2. Kopen = lage koers en inwisselen = hoge koers (hoge koers)
  3. Verhoudingstabel tekenen (zie bord)
  4. Goede wisselkoers in de tabel zetten! (zie bord)
  5. Waar wil je naar toe rekenen? (zie bord)
  6. Antwoord geven op de vraag (zie bord)

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord som 2
  1. Bepaal of je vreemd geld wilt kopen/ inwisselen?    (verkopen)
  2. Kopen = lage koers en inwisselen = hoge koers                   (hoge koers)
  3. Inwisselen = bedrag in vreemd geld : hoge koers                    
  4. 654 : 7,48 = € 87,43

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Ga aan de slag met het maken van de opdrachten.
Vergeet niet de gemaakte vragen na te kijken.
Suc6 met het maken van de opdrachten.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen § 3.2 behaald?

  • Je weet welk belang de bank erbij heeft dat je spaart 
  • Je kunt de spaarmotieven aangeven
  • Je kunt berekenen wat sparen aan rente oplevert

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de samengestelde rente. Er staat € 1.000 op de spaarrekening, met 2% rente. Wat is het saldo na 1 jaar en na 2 jaar? Hoeveel rente heb je dus na 2 jaar ontvangen?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies