1HV Blok 3 Grammatica Lijdend voorwerp - 2 opdracht 11

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Grammatica Blok 3

Lijdend voorwerp

Les en doelen

• We gaan oefenen met het lijdend voorwerp.
• Aan het eind van de les kun je een lijdend voorwerp herkennen en benoemen in een zin.

Wat weet jij nog over een lijdend voorwerp?

De vraag die je stelt om het lijdend voorwerp te zoeken, is...

1. Wie/wat + gezegde?
2. Wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
3. Wie/wat + gezegde + onderwerp?
4. Wat is het lijdend voorwerp?

Het lijdend voorwerp begint NOOIT met een ...

1. lidwoord
2. voorzetsel
3. bijvoeglijk naamwoord
4. werkwoord

Lijdend voorwerp (LV)

Je stelt de vraag: wie/wat + wwg + ow?

Het antwoord is het lijdend voorwerp.

Let op: het lijdend voorwerp begint 

NOOIT met een voorzetsel!

1. Jayde heeft gisteren vanwege een lekke band tien kilometer gelopen.
Benoem het lv.

1. Jayde
2. vanwege een lekke band
3. tien kilometer
4. zit er niet in

2. Geef je haar je telefoon?
Benoem het lv.

1. je
2. haar
3. je telefoon
4. zit er niet in

3. De molenaar weegt voor mij het meel af.
Benoem het lv.

1. De molenaar
2. voor mij
3. het meel
4. zit er niet in

4. In het nieuwe boek van Simone van der Vlugt staan veel enge passages.
Benoem het lv.

1. In het nieuwe boek
2. van Simone van der Vlugt
3. veel enge passages
4. zit er niet in

5. Plotseling brak het theeglas in twee delen.
Benoem het lv.

1. Plotseling
2. het theeglas
3. in twee delen
4. zit er niet in

6. Roy drinkt elke dag een fles energydrink leeg.
Benoem het lv.

1. Roy
2. elke dag
3. een fles energydrink
4. zit er niet in

7. Hebben jullie vandaag aan je werkstuk gewerkt?
Benoem het lv.

1. jullie
2. vandaag
3. aan je werkstuk
4. zit er niet in

8. Gelukkig heb ik het affiche voor de filmavond af.
Benoem het lv.

1. ik
2. het affiche
3. het affiche voor de filmavond
4. zit er niet in

9. Julia wachtte voor niets twee uur op Damian.
Benoem het lv.

1. Julia
2. twee uur
3. op Damian
4. zit er niet in

10. De scheidsrechter gaf de handballer een time-out van twee minuten. Benoem het lv.

1. De scheidsrechter
2. de handballer
3. een time-out van twee minuten
4. zit er niet in

Iemand vindt Mark leuk.
Benoem het lijdend voorwerp en leg uit waarom.

Wat snap je nog niet
over het lijdend voorwerp?

Huiswerk

Het huiswerk voor de volgende les:

Blok 3 Grammatica

Maken opdracht 14 in eDition