G5 BE14_15_Investeren

Bedrijfseconomie G5
Investeren
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bedrijfseconomie G5
Investeren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorspelbaar gedrag?
Hoe gaan we dat doen, ik hier, jullie daar?! 

Iedereen heeft eigen device, dat werkt en opgeladen is. 
Ik verwacht dat je camera werkt en dat je ook oordopes/headsetje hebt. 

Ik zal veelal LessonUp gebruiken, in combinatie met een tweetal Google Meet's (1 klassikaal met iedereen, 1 voor aparte uitleg/overleg). Standaard regel bij deelname: camera aan, geluid aan (oordopjes/headset), microfoon uit. 

Maak van je hart geen moordkuil, niet blij? Voel je vrij dit met me te bespreken: w.vanderkamp@cgu.nl 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Na vandaag, 
weet je meer over:

Week 19; Toets Fin.zelfredzaamheid, Bedrijf starten, onderneem het zelf, marktverovering,  investeren, financiering en verslaggeving


Spoorboekje
  • Voorspelbaar gedrag
  • In de LessonUp
  • Investeren / investeringsselectie
  • Collin Crowdfunding 
  • Cashflow
  • Gastsprekers: 




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stel je hebt 'geld teveel' en wil investeren in een bedrijfs/project: hoe bepaal jij als investeerder of je in een project zou willen investeren?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Angels zijn niet gek?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Collin Crowdfunding

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cashflow = kasstroom
  • Cashflow bij aanvang investering = uitgave aan investering (-€60.000)
  • Cashflow tijdens de looptijd = nettowinst + afschrijvingen (€40.000)




  • Cashflow einde looptijd = opbrengst verkoop of sloopkosten (-€10.000)
Project is rendabel wanneer inkomende cashflow > uitgaande cashflow
Afschrijvingen verlagen de winst,
maar het geld verlaat het bedrijf niet

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feyenoord stadion heeft de keuze tussen twee projecten waarbij de hoogte van de cashflows afhangen van de zitplaatsen
Stadion
investering
jaar 1
jaar 2
jaar 3
jaar 4
jaar 5
A
-400 mln
80 mln
70 mln
70 mln
80 mln
70 mln
B
-500 mln
75 mln
90 mln
70 mln
60 mln
95mln
Feyenoord heeft de keuze tussen twee soorten stadions waarbij de hoogte van de cashflows afhangen van de zitplaatsen. In stadion A zijn er 60.000 zitplaatsen. In stadion B komen er 80.000 zitplaatsen. De nettowinst voor ieder jaar staat in de tabel.  De afschrijvingskosten zijn €10 mln voor stadion A en €15 mln voor stadion B.
Op basis van de eerste 5 jaar welke stadion zal Feyenoord kiezen? Ligt je antwoord toe.

Slide 9 - Tekstslide

stadion A: -400 + 80 + 70 +70 + 80 + 70 + 5 * 10 = €20 mln
stadion B: -500 + 75 +90 +70 + 60 +95 + 5* 15= €-35 mln
dus het antwoord is A
Investeren -> H1 ->C 1 lezen en C2 maken
timer
20:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor u gelezen
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie komt met welke gastspreker? Onderwerp?

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Investeringsanalyse
Investeringen kunnen we verdelen in 2 soorten:
  • Uitbreidingsinvesteringen
  • Vervangingsinvesteringen

Is de investering wel rendabel? 
Oftewel: levert het ons wat op?
        

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Nettowinst = omzet - totale kosten
Omzet van                                                               €100.000.
- Inkoopwaarde van de omzet €40.000
- Personeelskosten                   €20.000
- Afschrijvingskosten                 €12.500 +
Totale kosten                                                             €72.500 -

Nettowinst                                                                  €27.500

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn afschrijvingen?
Voorbeeld: 
Bedrijf 'De Boer' doet een investering door de aanschaf van een machine ter waarde van €60.000    
Geschatte tijd gebruik: 4 jaar,     Restwaarde: €10.000
De afschrijvingskosten per jaar zijn dan: 
(€60.000 - €10.000) / 4 = €12.500 per jaar 
De kosten van de aanschaf worden verspreid over de jaren dat je de machine gebruikt !

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ingaande en uitgaande kasstromen
Omzet van                                                               €100.000.
- Inkoopwaarde van de omzet €40.000
- Personeelskosten                   €20.000
- Afschrijvingskosten                 €12.500 +
Totale kosten                                                             €72.500 -
Nettowinst                                                                  €27.500
Welke bedragen van de omzet zijn ingaande kasstromen? (geld dat naar het bedrijf toe gaat)
Welke bedragen zijn uitgaande kasstromen? (geld dat het bedrijf verlaat)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ingaande en uitgaande kasstromen
Omzet van                                                               €100.000  
- Inkoopwaarde van de omzet €40.000 uitgaande, naar de leveranciers
- Personeelskosten                   €20.000 uitgaande, naar de werknemers
- Afschrijvingskosten                 €12.500 + ingaande
Totale kosten                                                             €72.500 -
Nettowinst                                                                  €27.500 ingaande

Cashflow = €12.500 + €27.500 = €40.000

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken
Investeren
B-Cashflow

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies