2 Hoe kijk je tegen anderen aan 3 Migratie naar Nederland 2223

Pluriforme samenleving
2. Hoe kijk je tegen anderen aan? 
3. Migratie naar Nederland
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Pluriforme samenleving
2. Hoe kijk je tegen anderen aan? 
3. Migratie naar Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
  • Actualiteitentoets 
  • Uitleg 6.2 en 6.3
  • Zelfstandig werken 

Slide 2 - Tekstslide

DOMINANTE CULTUUR
A
De cultuur van een kleine groep mensen binnen de samenleving.
B
Een samenleving die 'veel vorming' of 'veel kleurig'.
C
Iemand dat tot een bepaalde volk behoort.
D
De waarden, normen en gewoontes van de meeste mensen in het land.

Slide 3 - Quizvraag

Etnische subcultuur
A
De cultuur van een kleine groep mensen binnen de samenleving.
B
Een samenleving die 'veel vorming' of 'veel kleurig'.
C
Iemand dat tot een bepaalde volk behoort.
D
De waarde, normen en gewoontes van de meeste mensen in het land.

Slide 4 - Quizvraag

Juist of onjuist?
1- Syrische vluchtelingen in ons land vormen een etnische subcultuur.
2- De drie grote politieke stromingen hebben hun eigen subcultuur
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 5 - Quizvraag

0

Slide 6 - Video

Wat zouden deze mensen 'doen?'
Welke beroep? Welke hobby's?

Slide 7 - Tekstslide

Vooroordelen
Vooroordeel 
Zonder dat je iemand kent, heb je vaak meteen een beeld of oordeel. Als zo’n beeld niet op feiten is gebaseerd, noem je dat een vooroordeel.

 




Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Stereotypering

Een vooroordeel dat niet op één persoon slaat, maar op een hele groep is een stereotypering.
"Alle blondjes zijn dom..."
"Dikke mensen zijn gezellig...'
"Surinamers komen altijd te laat..."
"Marokkanen veroorzaken altijd problemen..."
Bedenk twee stereotype beelden die bestaan over Nederlanders.

Slide 10 - Tekstslide

We kijken een video
Leg de situatie in dit videofragment uit. 
Gebruik in je uitleg de begrippen stereotype en vooroordeel.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Ongelijke behandeling
Discriminatie = Als je iemand in dezelfde situatie anders behandelt.

Discriminatie kan plaats vinden op basis van:
  • culturele achtergrond 
  • racisme = discriminatie op grond van iemands huidskleur. 
  • uiterlijk.
  • sekse (man of vrouw) of seksuele geaardheid.
  • seksisme: discriminatie op grond van iemands sekse.
  • leeftijd.



Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Respect en tolerantie
Tolerant zijn betekent dat je er geen probleem mee hebt dat mensen anders zijn of andere normen en waarden hebben dan jij.

Respect > Een ander in zijn of haar waarde laten

  • Tolerantie heeft veel te maken met respect. Door tolerant te zijn, laat je zien dat je mensen die anders zijn respecteert.
 

Slide 15 - Tekstslide

Gaat het hier om een vooroordeel, om stereotypering of discriminatie? Sleep de uitspraak & beschrijving naar het juiste vakje!
Vooroordeel
Stereotypering
Discriminatie
Wanneer mensen in dezelfde situatie anders worden behandeld.  
Een oordeel hebben over iemand zonder dat je de feiten of die persoon kent.
Een oordeel hebben over een hele groep mensen.

Slide 16 - Sleepvraag

Stereotype
A
Overdreven beeld van een groep mensen
B
Passen nieuwkomers zich aan de dominante cultuur, maar houden ook hun eigen
C
Een oordeel over iemand of iets zonder dat je feiten of de persoon kent.
D
Onterecht verschil maken in de behandeling van mensen

Slide 17 - Quizvraag

Vooroordeel
A
Onterecht verschil maken in de behandeling van mensen
B
Overdreven beeld van een groep mensen
C
Passen nieuwkomers zich aan de dominante cultuur, maar houden ook hun eigen
D
Een oordeel over iemand of iets zonder dat je feiten of de persoon kent.

Slide 18 - Quizvraag

Sleep de situatie naar het juiste begrip
Stereotypering
Discriminatie
Racisme
Vooroordeel
In de kaaswinkel hangt een uithangbord: 'Alle Nederlanders houden van kaas!'
Er wordt geroepen: “zij pakken onze banen af”,                    
Je wordt niet uitgenodigd op een sollicitatiegesprek omdat je achternaam niet Nederlands klinkt.
Een Chinese jongen loopt over straat en er wordt ‘sambalbij’ tegen hem geschreeuwd. 

Slide 19 - Sleepvraag

3. Migratie naar Nederland
Immigratie = Mensen uit andere landen komen in Nederland wonen.
  • Nederland kent een eeuwenlange geschiedenis van immigratie. In de 20e eeuw kwamen veel immigranten uit landen als China, Marokko, Turkije, Suriname en Indonesië naar Nederland.

Uit welke landen komen nu de meeste immigranten naar Nederland? Noem drie landen. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Emigratie
Emigratie = verhuizen naar een ander land De keuze om te emigreren is niet altijd makkelijk. 
Toch kunnen mensen daar belangrijke redenen voor hebben, zoals:
  • een zoektocht naar veiligheid.
  • werk.
  • de onafhankelijkheid van koloniën.
  • trouwen of je gezin laten overkomen.

Slide 22 - Tekstslide

Asielzoekers
Asielzoekers > Mensen die in een ander land toegelaten willen worden als vluchteling.

Vluchtelingen zijn mensen die in hun eigen land ernstig gevaar lopen. Bijvoorbeeld door een oorlog. De laatste jaren komen veel vluchtelingen uit bijvoorbeeld Oekraïne, Syrië, Irak en Eritrea

Slide 23 - Tekstslide

Op zoek naar werk
Mensen komen vaak als arbeidsmigrant naar Nederland, omdat ze in hun eigen land moeilijk aan werk kunnen komen.
In de jaren zestig kwamen ze veelal uit Spanje, Italië, Turkije en Marokko. 

Tegenwoordig komen de meeste arbeidsmigranten uit de Europese Unie. Polen, Roemenië etc. 

Slide 24 - Tekstslide

Gastarbeiders 
We kijken een videofragment: 
Geef twee verklaringen waarom er in de jaren 60 veel gastarbeiders naar Nederland kwamen. 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Dekolonisatie
Sommige immigranten komen uit één van de voormalige koloniën van Nederland:
  • Suriname (onafhankelijkheid in 1975).
  • Indonesië (onafhankelijkheid in 1949): Nederlands-Indiërs en Molukkers.
  • De Nederlandse Antillen.

Slide 27 - Tekstslide

Gezin
Gezinshereniging >  Je laat je gezin uit een ander land overkomen om weer samen te kunnen wonen.

Gezinsvorming >Je laat je partner uit een ander land overkomen om hier te trouwen.



Slide 28 - Tekstslide

Allochtoon of autochtoon?
Allochtoon > jij of een van je ouders is in het buitenland geboren (en opgegroeid)
Autochtoon > jij én je beide ouders zijn in Nederland geboren.


We kijken een videofragment:
Noem twee redenen waarom de term allochtoon 
niet meer gebruikt zou moeten worden.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Toelatingsbeleid
In Nederland gelden steeds strengere regels om als immigrant te worden toegelaten:
  • Werkzoekenden moeten uit de EU komen of een beroep hebben waar een grote vraag naar is.
  • Gezinsvorming en gezinshereniging: minimaal 21 jaar oud zijn en voldoende inkomen hebben.
  • Asielzoekers worden alleen toegelaten als ze ernstig gevaar in eigen land lopen.
  • Iedere nieuwkomer moet slagen voor het inburgeringsexamen.

Slide 31 - Tekstslide

Illegalen 

Illegalen > zijn mensen die geen toestemming hebben om hier te wonen en te werken. 

Vind jij dat de overheid verantwoordelijk is voor de opvang van illegalen? 

Slide 32 - Tekstslide

Aan de slag! 
Verplicht: 
6.2 Hoe kijk je tegen anderen aan (Blz 88/89 tekstboek)
6.3. Migratie naar Nederland (blz 92/93 tekstboek)
 +
6.2 opgave 1 t/m 12 (Blz 109 t/m 112 werkboek)
6.3 opgave 1 t/m 10 (Blz 112 t/m 113 werkboek)

Keuze (als je klaar bent)
-Oefenen met de oefentoetsapp of quizlet
-Kijken video over Vooroordelen en Stereotypes + test
timer
15:00

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Link