Economie Examentraining 1

Economie Examentraining 1
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Economie Examentraining 1

Slide 1 - Tekstslide

EXAMENTRAINING
Economie TL 4

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Tips voor het maken van een examen

  • Maken (een deel van) het examen
  • Bespreken van de gemaakte opdrachten

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Sparen, rente en de belastingen

Slide 5 - Tekstslide

Lees het bericht (klik op het oog).

In 2014 ontving Roberta 1% rente over het geld op haar spaarrekening.
Het prijsindexcijfer (CPI) in 2014 was 102,5. Het jaar 2013 is basisjaar.
Bereken in één decimaal het koopkrachtverlies van haar spaargeld in
2014. Schrijf je berekening op.

Slide 6 - Open vraag

Bovendien moet Roberta van haar belastbaar spaargeld op 1 januari 2014 1,2% aan vermogensrendementsheffing (VRH) afdragen. Het vermogen van Roberta bestaat op 1 januari 2014 uitsluitend uit haar spaargeld van € 140.000.

Slide 7 - Tekstslide

Gebruik de bijlage.
Bereken de VRH over het spaargeld van Roberta.
Schrijf je berekening op.

Slide 8 - Open vraag

De Belastingdienst gaat ervan uit dat Roberta een (fictief)
vermogensrendement op haar spaarrekening heeft behaald van 4%. “Die 4% klopt niet met de werkelijkheid”, meent Roberta.

Op welk gegeven baseert Roberta haar mening?

Slide 9 - Open vraag

De lage rentestand is ontstaan door het beleid van renteverlagingen van
de Europese Centrale Bank (ECB). “Sparen levert daardoor bijna niks op”, zegt Roberta. Maak van onderstaande zinnen een economisch juiste tekst door de juiste woorden te kiezen.

Geld lenen door consumenten is nu relatief          Mensen zonder spaargeld zullen hierdoor eerder gaan                Sparen levert weinig op, waardoor consumenten meer zullen gaan
investeren.
beleggen.
goedkoop.
duur.
lenen.
sparen.

Slide 10 - Sleepvraag

De ECB wil door haar lagerentebeleid de economie in de EMU-landen stimuleren.
Welke gevolgen verwacht de ECB door haar lagerentebeleid?

A
De bestedingen zullen dalen en de besparingen zullen dalen.
B
De bestedingen zullen dalen en de besparingen zullen stijgen.
C
De bestedingen zullen stijgen en de besparingen zullen dalen.
D
De bestedingen zullen stijgen en de besparingen zullen stijgen.

Slide 11 - Quizvraag

PRIMAIR
SECUNDAIR
Plaats de behoeften in de bijbehorende vakken.
Primaire behoeften
Secundaire behoeften
Medicijnen
Vitaminepillen
Benzine
Smartphone
Televisie
Bed
Groente en fruit
Auto
Beroepsopleiding

Slide 12 - Sleepvraag

Goederen
Tastbare producten (stoffelijke goederen) waarmee je in je behoefte kunt voorzien.

Gebruiksgoederen gaan langere tijd mee, zoals een fiets.
Verbruiksgoederen raken op, zoals voedsel of shampoo.

Niet-tastbare producten (onstoffelijke goederen) dit zijn vaak diensten zoals de kapper, dokter of naar de bios gaan

Slide 13 - Tekstslide

PRIMAIR
SECUNDAIR
Plaats de behoeften in de bijbehorende vakken.
Primaire behoeften
Secundaire behoeften
Medicijnen
Vitaminepillen
Benzine
Smartphone
Televisie
Bed
Groente en fruit
Auto
Beroepsopleiding

Slide 14 - Sleepvraag

PRIMAIR
SECUNDAIR
Plaats de behoeften in de bijbehorende vakken.
Primaire behoeften
Secundaire behoeften
Medicijnen
Vitaminepillen
Benzine
Smartphone
Televisie
Bed
Groente en fruit
Auto
Beroepsopleiding

Slide 15 - Sleepvraag

PRIMAIR
SECUNDAIR
Plaats de behoeften in de bijbehorende vakken.
Primaire behoeften
Secundaire behoeften
Medicijnen
Vitaminepillen
Benzine
Smartphone
Televisie
Bed
Groente en fruit
Auto
Beroepsopleiding

Slide 16 - Sleepvraag

PRIMAIR
SECUNDAIR
Plaats de behoeften in de bijbehorende vakken.
Primaire behoeften
Secundaire behoeften
Medicijnen
Vitaminepillen
Benzine
Smartphone
Televisie
Bed
Groente en fruit
Auto
Beroepsopleiding

Slide 17 - Sleepvraag

Schaarste
Om in je behoeften te voorzien heb je middelen nodig zoals tijd en geld. Deze middelen zijn beperkt, dat noem je schaarste.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is geen schaars goed?
A
brood
B
auto
C
zonlicht
D
geld

Slide 19 - Quizvraag

Schaarste betekent in de economie ...
A
dat er weinig van is.
B
dat mensen secundaire behoeften hebben.
C
dat je middelen te beperkt zijn om in al je behoeften te voorzien.
D
dat mensen zich door reclame laten beïnvloeden.

Slide 20 - Quizvraag

Betalen of ruilen
Als je consumeert, koop je producten en in ruil daarvoor betaal je meestal geld. Soms kun je ook producten tegen elkaar ruilen, zonder dat daar geld aan te pas komt.

Als je met geld betaalt, kan dat op meerdere manieren, bijvoorbeeld met contant geld, of met je pinpas. Ook kun je een creditcard gebruiken, of geld naar iemand overmaken.

Slide 21 - Tekstslide

Directe ruil
Je ruilt goederen en diensten voor andere goederen of diensten.

Slide 22 - Tekstslide

Indirecte ruil
Je ruilt goederen en diensten voor geld.

Slide 23 - Tekstslide

Geldfuncties
Geld heeft drie functies:
  1. Ruilmiddel: je ruilt goederen of diensten voor geld.
  2. Rekenmiddel: je geeft aan hoeveel iets waard is.
  3. Spaarmiddel: geld opzijleggen en niet uitgeven.

Slide 24 - Tekstslide

Geldsoorten
Er zijn twee soorten geld:
  • chartaal geld
  • giraal geld

Slide 25 - Tekstslide

Chartaal geld
Contant geld: munten en bankbiljetten.

Slide 26 - Tekstslide

Giraal geld
Geld op de bank waar je via je pinpas mee kunt betalen. Dus niet je geld op een spaarrekening.

Slide 27 - Tekstslide

Op mijn spaarrekening staat € 100.
Is dit chartaal geld of giraal geld?
A
chartaal
B
giraal
C
geen van beide
D
beide

Slide 28 - Quizvraag

Yara pint €25 bij de geldautomaat.
Hiermee betaalt zij de boodschappen.
Welke bewering is juist?
A
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld stijgt.
B
De hoeveelheid chartaal geld blijft en giraal geld stijgt.
C
De hoeveelheid chartaal geld stijgt en giraal geld daalt.
D
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld blijft gelijk.

Slide 29 - Quizvraag

Bankrekening

Creditsaldo:

Bij een positief saldo, heb je geld te goed, je staat in de "plus". 


Debetsaldo

Als je meer uitgeeft dan tot je op je rekening hebt staan, ontstaat er een tekort. Zo een negatief saldo noem je ook wel 'rood staan'.

Slide 30 - Tekstslide

Nieuw saldo berekenen
Oud saldo
+ Ontvangsten
- Uitgaven
------------
Nieuw saldo

Slide 31 - Tekstslide

Inkomensbegrippen
  • Inkomen in geld zoals loon, een uitkering, schenking
  • Inkomen in natura zoals auto en laptop van de zaak
  • nominale inkomen: inkomen uitgedrukt in een geldbedrag
  • reële inkomen: nominale inkomen gecorrigeerd voor prijsstijgingen (koopkracht van het inkomen)
  • Modale inkomen: Het meest voorkomende inkomen. 
  • Gemiddelde inkomen: totaal verdiende inkomen gedeeld door het aantal werkende personen
  • Nationaal inkomen: som van alle verdiensten van alle huishoudingen in een land bij elkaar.
  • Persoonlijk inkomen: totale inkomen van een persoon

Slide 32 - Tekstslide

Laatste tips
  • Geld ALTIJD afronden op 2 decimalen
  • Procenten afronden op 1 decimaal
  • LEES de vraag goed
  • Heb je antwoord gegeven op de vraag?
  • Oefenen, oefenen, oefenen, én nakijken 
  • Begrippen en samenvatting goed leren

Slide 33 - Tekstslide