Thema 5 Ecologie Bs 4 Ecosystemen

Ecosystemen
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Ecosystemen

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Leerdoel:
  • Je kunt de voedselrelaties en de informatienetwerken binnen een ecosysteem beschrijven.

Slide 2 - Tekstslide

opdrachtje
Teken een voedselketen

Slide 3 - Tekstslide

opdrachtje
Teken een voedselketen
Maak daarna hiervan een voedselweb

Slide 4 - Tekstslide

opdrachtje
Teken een voedselketen
Maak daarna hiervan een voedselweb
En daarna een kringloop

Slide 5 - Tekstslide

Voedselketen
Voedselketen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

voedselweb

Slide 8 - Tekstslide

Voedselketen
Voedselweb

Slide 9 - Tekstslide

Voedselketens en voedselwebben
  • Trofische niveaus (start bij producent)
  • Pijlen in richting van energiestroom
  • Maar 10% van energie wordt doorgegeven
  • Gevolgen verdwijnen soort

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Kringloop
In de natuur worden stoffen steeds opnieuw gebruikt.

Dode organismen worden afgebroken door afvaleters. Reducenten zetten de resten van de organische stoffen om in anorganische stoffen.

Slide 12 - Tekstslide

Het draait in de natuur natuurlijk niet om ketens, maar om kringlopen!
Reducenten zijn dus essentieel om de kringloop van stoffen te sluiten.

Let goed op bij het gebruik van de term voedingsstof.
Denk dan: voor wie is die voedingsstof?
Autotrofe organismen hebben anorganische voedingsstoffen nodig.


Heterotrofe organismen moeten organische voedingsstoffen opnemen!

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

BPP en NPP
Alle producenten in een ecosysteem:

Bruto primaire productie (BPP): De totale hoeveelheid energie die alle producenten vastleggen in hun organische stoffen (bijv. glucose).

Netto primaire productie (NPP): De hoeveelheid energie die alle producenten vastleggen in hun organische stoffen minus de energie die ze zelf gebruiken (via dissimilatie) voor levensprocessen. BPP – dissimilatie = NPP


Slide 17 - Tekstslide

BPP, NPP en productiviteit
  • de productiviteit van producenten wordt uitgedrukt in biomassatoename/groei ((k)g) per oppervlakte-eenheid (m2) per tijdseenheid (jaar)
  • Bruto Primaire Productie (BPP)= de hoeveelheid koolstof (CO2) die een producent vastlegt (als glucose) bij de fotosynthese
  • Netto Primaire Productie (NPP) = de hoeveelheid koolstof die producenten vastlegt in biomassa (groei)
  • BPP - dissimilatie = NPP

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Bij welke diersoorten zal component F (faeces) het grootst zijn?
A
Carnivoren
B
Omnivoren
C
Herbivoren
D
Component F is niet variabel

Slide 21 - Quizvraag

Planten gebruiken nitraat om eiwitten te maken. Is dit assimilatie of dissimilatie? En is nitraat organisch of anorganisch?
A
Assimilatie en nitraat is organisch
B
Assimilatie en nitraat is anorganisch
C
Dissimilatie en nitraat is organisch
D
Dissimilatie en nitraat is anorganisch

Slide 22 - Quizvraag

Het proces dat in de reactievergelijking is weergegeven is een voorbeeld van
A
assimilatie
B
dissimilatie

Slide 23 - Quizvraag

NPP =
A
BPP - dissimilatie
B
BPP + dissimilatie
C
BPP - assimilatie
D
BPP + assimilatie

Slide 24 - Quizvraag

Waardoor verdwijnt er energie bij elke stap omhoog in een voedselketen?
A
Niet alle organismen worden gegeten
B
Niet alle organische stoffen zijn verteerbaar
C
Organismen verbruiken energie (dissimilatie)
D
Reducenten verteren dode resten van planten en dieren

Slide 25 - Quizvraag

Waarom is het duurzamer om vegetarisch te eten?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Producenten?
producenten?
BPP microalgen?
dissimilatie zooplankton?

Slide 28 - Tekstslide

Inde afbeelding zie je de energiestroom met rode pijlen aangegeven. Je ziet dat energie aan één kant binnenkomt (zon) ,op allerlei plekken wordt doorgegeven  en als warmte teruggestraald wordt de ruimte in.


De groene pijlen geven de stroom van stoffen weer, zoals koolstof, stikstof en mineralen. Door de aanwezigheid van de reducenten is er een kringloop en blijven deze stoffen in het ecosysteem

Energie stroomt door een ecosyteem.
Stoffen blijven in een ecosysteem.

Slide 29 - Tekstslide

kringloop
voedselketen
voedselweb

Slide 30 - Sleepvraag

Welke van de stoffen kan
in de kringloop met de rode
pijlen worden aangegeven?
A
mineralen
B
glucose of koolstof
C
koolstof of mineralen
D
glucose, koolstof of mineralen

Slide 31 - Quizvraag

Producenten
Consumenten
Reducenten
Autotroof
Heterotroof
Anorganisch naar organisch
Organisch naar organisch
Organisch naar anorganisch
Fotosynthese
Chemosynthese
Algen
Planten
Schimmels
Bacteriën

Slide 32 - Sleepvraag

Slide 33 - Tekstslide

ecologische piramide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

programma
  • Theorie
  • Oefenen

Leerdoelen
  • Je kunt de voedselrelaties en de informatienetwerken binnen een ecosysteem beschrijven.

Slide 37 - Tekstslide

lessonup symbiose

Slide 38 - Tekstslide