§1.3

§1.3 Wil je welvaart of welzijn?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§1.3 Wil je welvaart of welzijn?

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
1. wat is verschil tussen welvaart en welzijn
2. Waarom zijn de meeste goederen schaars?
3. Ik kan rekenen met indexcijfers.
4. Ik kan procentuele stijging uitrekenen

Slide 2 - Tekstslide

Schaarste
Producten zijn schaars
  • Waar tijd en geld aan zijn besteed

Daarom moet je keuzes maken = prioriteiten stellen

Voorbeeld: drinkwater schaars?


Slide 3 - Tekstslide

Schaarse vs. vrije goederen
Schaarse goederen --> Productiefactoren voor nodig, daar moet je voor betalen
Vrije goederen -->
Dit komt 'vanzelf'
zon, licht, zeewater, lucht

Schaarste dwingt tot maken van keuzes

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Behoeften
  • Je hebt iets nodig
  • Je wil iets hebben

  • Ik wil een iPhone 13 of nieuwe games 


Slide 6 - Tekstslide

In je behoeften voorzien
Zelfvoorziening --> zelf producten maken
Consument --> Je koopt goederen en diensten

Slide 7 - Tekstslide

wat is het verschil tussen welvaart en welzijn?

Slide 8 - Tekstslide

Verschil Welvaart en Welzijn

  • Welvaart = de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien

  • Welzijn = de mate waarin je je gelukkig voelt

Slide 9 - Tekstslide

Welvaart & welzijn

Welvaart
In hoeverre je met je middelen (tijd en geld) in je behoeften kunt voorzien.

Iemand die erg rijk is heeft een hoge welvaart. Hij kan veel meer in zijn behoeften voorzien dan iemand die arm is.
Welzijn
Hoe gelukkig en tevreden ben je met je leven?
Toename welvaart
1. Kopen van goederen & diensten
2. Zelfvoorziening
3. Collectieve voorzieningen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

1

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Oorzaak inflatie op dit moment?

Slide 17 - Tekstslide

Rekenvaardigheden
Prijzen kunnen stijgen of dalen. Dit kan je uitdrukken in op twee manieren, namelijk: 
  • Procentuele verandering    (welke formule?)
  • Indexcijfer

Slide 18 - Tekstslide

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

Indexcijfer berekenen?
  • (getal van nieuw jaar : getal van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

  • Wat is indexcijfer van 2013, 2015 en 2016?
timer
2:00

Slide 19 - Tekstslide

Bedragen omrekenen
Kwartaal
Jaar
Week
Maand
Dag
x 4
x 12
x 52
x 365

Slide 20 - Tekstslide

Opdrachten maken

  • Opdracht §1.3 -> 10,11 & 12
  • Na de tijd bespreken (zie timer)


  • Opdracht 10 §1.2 bespreken



timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Indexcijfer

Slide 24 - Tekstslide

Indexcijfer

Slide 25 - Tekstslide