1.2 De bouw van een organisme

Thema 1 Organen en cellen
1.2 De bouw van een organisme
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thema 1 Organen en cellen
1.2 De bouw van een organisme

Slide 1 - Tekstslide

Een bacterie is een organisme.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Er zijn levenskenmerken waaraan je herkennen kunt of iets een organisme is. Noem er 3.

Slide 3 - Open vraag

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les benoem en beschrijf je:
- de organisatieniveaus binnen een organisme.
- minimaal 4 orgaanstelsels van een mens.

Strijders:
- noemen de juiste namen van organen in het menselijk lichaam aan de hand van een afbeelding.

Slide 4 - Tekstslide

Noem een orgaan

Slide 5 - Woordweb

Jij kent de organen!

Welk orgaan is nr. 4
A
Lever
B
Long
C
Nier
D
Maag

Slide 6 - Quizvraag

Borstholte en Buikholte
Het torso kunnen we opdelen in twee gedeeltes:

-De borstholte
-De buikholte


Deze wordt gescheiden door het middenrif. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Organisme
Een organisme is een levend wezen.

Bij een organisme kunnen 5 organisatieniveaus  voorkomen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Organisme - orgaanstelsel orgaan - weefsel - cel 

Slide 11 - Tekstslide

Orgaanstelsel
Een groep organen die samenwerken.





Slide 12 - Tekstslide

De dunne- en dikke darm, de maag en de lever werken samen in het:
A
bottenstelsel
B
zenuwstelsel
C
spierstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 13 - Quizvraag

orgaanstelsel: een groep samenwerkende organen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Organisme - orgaanstelsel orgaan - weefsel - cel 

Slide 16 - Tekstslide

Orgaan

Een deel van een organisme met één of meerdere functies.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Organisme - orgaanstelsel orgaan - weefsel - cel 

Slide 19 - Tekstslide

Weefsel
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie.

Een orgaan bestaat uit verschillende weefsels bij elkaar.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Tussencelstof (onderdeel van weefsel)
Tussen de cellen
Vloeibaar, hard of zacht (hangt af van het type weefsel)

Tussencelstof van beenweefsel: hard.
Tussencelstof van kraakbeenweefsel: soepel.
Tussencelstof van zenuwweefsel: vloeibaar.


Slide 22 - Tekstslide

Van dit type weefsel is de tussencelstof soepel.
A
botweefsel
B
zenuwweefsel
C
kraakbeenweefsel

Slide 23 - Quizvraag

Tussencelstof

Slide 24 - Tekstslide

Organisme - orgaanstelsel orgaan - weefsel - cel 

Slide 25 - Tekstslide

Cellen

- zijn erg klein
- kan je met de microscoop bekijken
- organismen kunnen uit 1 cel bestaan (bacterie) of uit meerdere cellen

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Organismen
cel
Orgaan
stelsel
orgaan
weefsel

Slide 29 - Sleepvraag

Organisatieniveau van groot naar klein
A
orgaan -organisme -weefsel -cel -organenstelsel
B
organisme- organenstelsel- orgaan - weefsel - cel
C
weefsel - cel- orgaan - organisme- organenstelsel
D
organenstelsel- orgaan - organisme - weefsel- cel

Slide 30 - Quizvraag

Het skelet is een ...
A
organisme
B
orgaanstelsel
C
orgaan
D
cel

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de huid?
A
orgaan
B
weefsel
C
orgaanstelsel
D
cel

Slide 32 - Quizvraag

Jij kent de organen!

Welk orgaan is nr. 5
A
Lever
B
Long
C
Nier
D
Maag

Slide 33 - Quizvraag

Jij kent de organen!

Welk orgaan is nr. 7
A
Dikke darm
B
Dunne darm
C
Maag
D
Luchtpijp

Slide 34 - Quizvraag

Jij kent de organen!

Welk orgaan is nr. 10
A
Nier
B
Darm
C
Lever
D
Blaas

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Video

Aan de slag!
Basisstof 2 (blz 15)
opdrachten 1 t/m 6



Strijders
- opdracht 7

- Leren onderzoeken:
Blz. 44 t/m 51 doornemen.
Bijbehorende opdrachten maken en nakijken.


Slide 37 - Tekstslide