Stijlregels1) Gebruik hoofdletters en leestekens.
2) Gebruik geen afkortingen.
3) Maak hele zinnen > met onderwerp en persoonsvorm.
Volgende week tennissen? = geen hele zin.
Ga je volgende week met me tennissen? = hele zin.
4) Spreek je publiek op de juiste manier aan >
formeel (beleefd) of informeel (vriendschappelijk).