*Formuleren H6 VWO 1

Formuleren H6
Lastige verwijswoorden
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Formuleren H6
Lastige verwijswoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

- Ik weet hoe ik naar woorden moet verwijzen met de verwijswoorden:

hen/hun, dat/wat, waarmee/met wie

Slide 2 - Tekstslide

Gebruik hen of hun

Gebruik van hen:

 - Hen gebruik je altijd na een voorzetsel

- Het is hen als het zinsdeel een lijdend voorwerp is


Gebruik van hun: 

- Het is hun als het zinsdeel een meewerkend voorwerp is (je kunt er dan aan of voor bij denken)


Allebei goed? 

- Als er geen voorzetsel is, dan kan het hen of hun zijn




Slide 3 - Tekstslide

voorbeelden
- Ik geef aan hen een boek --> voorzetsel

- Ik geef hun een boek --> geen voorzetsel, meewerkend voorwerp

- Ik wil hen niet helpen --> geen voorzetsel, lijdend voorwerp

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Gebruik dat of wat

- het woord dat gebruik je om te verwijzen naar het-woorden

Voorbeeld:

Het meisje dat daar loopt...

Het leukste boek dat ik heb gelezen

Het huis dat daar staat


Slide 6 - Tekstslide

Vervolg dat of wat

In de volgende gevallen gebruik je wat:

- om te verwijzen naar het woord dat of datgene:

Dat(gene) wat je nu zegt, is onzin

- om te verwijzen naar woorden als alles, iets, niets, het enige:

Alles wat je zegt is onzin

- om te verwijzen naar de overtreffende trap:

Het leukste wat ik gedaan heb, ....

- Om te verwijzen naar een hele zin:

Gisteren heb ik gespijbeld, wat mijn ouders niet leuk vonden

Slide 7 - Tekstslide

Parachutespringen is het spannendste … ik ooit gedaan heb.
A
dat
B
wat

Slide 8 - Quizvraag

Hij geeft alles … je nu nodig hebt aan je ouders.
A
dat
B
wat

Slide 9 - Quizvraag

Het leukste feestje … ik ooit gegeven heb, was toen ik 10 jaar werd
A
dat
B
wat

Slide 10 - Quizvraag

Hij sport vrijwel nooit, ... slecht is voor zijn conditie.
A
wat
B
dat

Slide 11 - Quizvraag

Dat ... jij nu drinkt, lijkt mij ongezond.
A
dat
B
wat

Slide 12 - Quizvraag

Het verhaal ... ik las, was erg spannend.
A
dat
B
wat

Slide 13 - Quizvraag

Gebruik waar + voorzetsel of voorzetsel +wie

Naar dieren en dingen verwijs je met daar/waar + voorzetsel, naar mensen met voorzetsel +wie

Voorbeelden:

De film waarover je laatst vertelde, heb ik ook gezien

De klasgenoot met wie ik het liefste samenwerk is ...

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht
Maak de opdrachten van formuleren van hoofdstuk 6 uit het boek.

Slide 15 - Tekstslide