Unit 4.5 Canada 1 March

TOPIC: Canada
Unit 4
CANADA
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

TOPIC: Canada
Unit 4
CANADA

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Teams/bestanden/lesmateriaal/Unit 4/Planning
SO Word Unit 4: Thursday 4 March (10 sec. per question)
Test Unit 4: Monday 15 March

Slide 2 - Tekstslide

TODAY
Learning targets
  • Writing short messages to confirm or cancel plans
  • Writing simple messages with explanations

Words: Going out

    Slide 3 - Tekstslide

    WHAT ARE WE GOING TO DO TODAY?



    - New grammar: future tense
       to be going to, will and shall

    - TASK A t/m C

    Slide 4 - Tekstslide


     the future (toekomst) - 'to be going to', 'will' & 'shall'


    Take notes.



    Slide 5 - Tekstslide


    TO BE GOING TO

    Slide 6 - Tekstslide

    2 manieren 'to be going to' + ww
    1.  Bij plannen die al gemaakt waren vóór het moment van spreken
                          I am going to visit John this afternoon
         (dit stond al gepland voordat je deze zin uitsprak).


    2. Als er op het moment van spreken aanwijzingen zijn dat iets in de toekomst gaan gebeuren
                        Look at those dark clouds. It's going to rain
        (de donkere wolken zijn een aanwijzing dat het in de toekomst gaat regenen)

    Slide 7 - Tekstslide

    Hoe vervoeg  'to be going to' in een (bevestigende) zin?


    I                              + am + going to + hele werkwoord
    you/we/they     + are + going to + hele werkwoord
    he/she/it            + is    + going to  + hele werkwoord

    I am going to visit my grandmother today?

    Slide 8 - Tekstslide

    Hoe vervoeg  'to be going to' in een
    (bevestigende) vragend (?)of ontkennende zin (-)?
    Am + I  + going to + hele werkwoord?
     Are you/we/they  + going to + hele werkwoord?
     Is + he/she/it +  going to + hele werkwoord?
                    
     Bijv. Am I going to visit my grandmother today?

                                                                         I + am not + going to + hele werkwoord
                                                                        You/we/they + are not + going to + hele werkwoord
                                                                        He/she/it + is not + going to + hele werkwoord

                                                                        Bijv. I am not going to visit my grandmother today. 

    Slide 9 - Tekstslide

    Let's practice:

    Slide 10 - Tekstslide

    Peter .... study History after his exams.
    A
    am going to
    B
    is going to
    C
    are going to

    Slide 11 - Quizvraag

    What are you doing next weekend?
    I .... celebrate my birthday Saturday night.
    A
    am going to
    B
    is going to
    C
    are going to

    Slide 12 - Quizvraag

    Maybe I .... go home. Or maybe not. I don't know yet.
    A
    am going to
    B
    is going to
    C
    are going to

    Slide 13 - Quizvraag


    Will & Shall

    Slide 14 - Tekstslide

    2 manieren will + hele werkwoord
    1. Als je een beslissing neemt (plan maakt) op het moment van spreken.

    Bijv. Do you think John is at home? I think I will call him this afternoon. 
             (Op het moment van spreken besluit je om John vanmiddag te gaan bellen)

    2. Bij een wens, veronderstelling, belofte, aanbod, verzoek of voorspelling
      
    Bijv. He will not be on time, he is always late.                      (= voorspelling)
             Those boxes look heavy, I will help you carry them.    (= aanbod)


    Slide 15 - Tekstslide

    Hoe zit het nu tussen will en shall?
    • In vragen kun je will of shall gebruiken.
    • Shall gebruik je alleen met I en we. 
    • Shall wordt vooral gebruikt om te vragen naar een mening, bij voorstellen en om iets aan te bieden. 

    bijv.  Will you/he/she/it/they do that?
              Shall we/I do that?
              Shall we go out or stay in?  - (je vraagt naar een mening)
              Shall we go shopping this weekend?  - (je doet een voorstel)

    Slide 16 - Tekstslide

    ___ they ___ (move) next week or the week after?

    Slide 17 - Open vraag

    ___ I ___ (help) you with moving the boxes?

    Slide 18 - Open vraag

    TASK A + B (this lesson)
    TASK C        (homework)

    A  Paragraph 4.5:
         Exercise 3, 4, 5, 6, 7
    B. Answer the question in this
         lesssonup (slide 20 t/m 22)

    C. Thursday 4 March:
    • SO Words Unit 4
    • Paragraph 4.5
         Exercises: 1, 2, 8, 9, 11, 12




    Slide 19 - Tekstslide

    Ik weet wanneer ik to be going to/will/shall moet gebruiken.
    😒🙁😐🙂😃

    Slide 20 - Poll

    Ik heb behoefte aan extra uitleg over deze grammatica.
    A
    ja
    B
    nee

    Slide 21 - Quizvraag

    Ik ga deze grammatica vaker oefenen.

    0100

    Slide 22 - Poll