NL2

NL 2
Herhaling werkwoordspelling verleden tijd

Lengte van zinnen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

NL 2
Herhaling werkwoordspelling verleden tijd

Lengte van zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Doelen:
Deze les:
  • je bent in staat om lange zinnen op een correcte manier op te delen in kortere zinnen.

Vorige les:
  • weten in welke verleden tijd een mutatie geschreven wordt, en waarom.
  • de regels voor werkwoordspelling in de verleden tijd kunnen toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog over de verleden tijd?

Slide 3 - Woordweb

Welke zin staat in de onvoltooid verleden tijd? (de tijd die we voor mutaties gebruiken)
A
Wij, KARELS en PETERS, zijn JANSEN het terrein af gaan begeleiden.
B
Wij, KARELS en PETERS, hebben JANSEN het terrein af begeleid.
C
Wij, KARELS en PETERS, begeleidden JANSEN het terrein af.
D
geen van deze antwoorden is correct.

Slide 4 - Quizvraag

Welke zin staat in de onvoltooid verleden tijd? (de tijd die we voor mutaties gebruiken)
A
Ik, PETERS, gaf de sergeant een waarschuwing.
B
Ik, PETERS, had de sergeant een waarschuwing gegeven.
C
Ik, PETERS, heb de sergeant een waarschuwing gegeven.
D
geen van deze antwoorden is correct.

Slide 5 - Quizvraag

Welke uitspraak over de persoonsvorm (pv) is correct?
A
de pv is de persoon of het ding dat het werkwoord in een zin uitvoert.
B
er staat altijd hooguit 1 pv in een zin.
C
de pv is een werkwoord dat zich qua spelling aanpast aan het onderwerp.
D
je vindt alle pv's in een zin door deze zin vragend te maken.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de pv in de volgende zin:
Ik, KARELS, legde de vrouw uit wat mijn taak was.
A
de vrouw
B
mijn taak
C
Ik, Karels,
D
geen van deze antwoorden

Slide 7 - Quizvraag

Zin: LAMERS negeerde ons stopteken.
Waarom zou de laatste letter van 'negeerde' een 'e' zijn, en geen 'n'?

Slide 8 - Woordweb

Vervoeg de pv in de onvoltooid verleden tijd:
Wij, JANSEN en KARELS, (fouilleren) de schreeuwende bijrijder.
A
fouilleren
B
fouilleerden
C
fouilleerde
D
fouilleerdden

Slide 9 - Quizvraag

Opdracht
Doel: kunnen beoordelen of de onvoltooid verleden tijd correct is toegepast.

- duo's
- verdeel een A4 in vier vlakken (zie bord)
- je krijgt zinnen op het scherm te zien

1. bepaal eerst wat de persoonsvorm(en) is/zijn.
2. bepaal daarna of de spelling correct is.
3. noteer de persoonsvorm in het juiste vlak

Slide 10 - Tekstslide

test

JANSEN verteldde dat hij de eigenaar van de auto kende.

Slide 11 - Tekstslide

1/10

In de kledingkast ontdekden wij, JANSEN en PETERS, een zakmes.

Slide 12 - Tekstslide

2/10

In de kledingkast ontdekden wij, JANSEN en PETERS, een zakmes.

Slide 13 - Tekstslide

3/10

De man die wij, JANSEN en PETERS, controleerde, staarde de hele tijd naar zijn schoenen.

Slide 14 - Tekstslide

4/10

De betrokkene meldden ons, JANSEN en PETERS, dat haar defensiepas nog thuis lag.

Slide 15 - Tekstslide

5/10

Omstreeks 13:00 uur vervolgden wij, JANSEN en PETERS, onze weg.

Slide 16 - Tekstslide

6/10

Op dat moment signaleerde ik, JANSEN, de man en de vrouw.

Slide 17 - Tekstslide

7/10

Wij, JANSEN en PETERS, patrouilleerdden te voet over de KWIII-kazerne.

Slide 18 - Tekstslide

8/10

De vrouw stopte niet met praten.

Slide 19 - Tekstslide

9/10

KARELS reageerdde niet op ons verzoek om het breekijzer neer te leggen.

Slide 20 - Tekstslide

10/10

Wij, JANSEN en PETERS, begeleiden JONKER naar de uitgang van de kazerne.

Slide 21 - Tekstslide

In welke tijd wordt een mutatie geschreven? (1/2)

  • in een mutatie beschrijven we waarnemingen en bevindingen die al hebben plaatsgevonden.

  • daarom moeten we een verleden tijd gebruiken.

  • er is alleen een probleem: het Nederlands kent verschillende tijden om naar het verleden te verwijzen. Dit illustreren we met een voorbeeld: verleden tijden van 'ik kijk'
ik keek
ik heb gekeken
ik had gekeken
de juiste vorm voor mutaties is ik keek.

  • deze specifieke vorm van de verleden tijd heet de onvoltooid verleden tijd (ovt). In het Nederlands hebben we afgesproken dat we deze tijd gebruiken om een verhaal/situatie uit het verleden te vertellen.

Slide 22 - Tekstslide

In welke tijd wordt een mutatie geschreven? (2/2)

Andere voorbeelden van de onvoltooid verleden tijd:

Correct:
  Niet correct:
Wij waren op patrouille
Wij zijn op patrouille gegaan/geweest
Wij vroegen om zijn id-bewijs…
Wij hebben/hadden om zijn id-bewijs gevraagd
Ik ontving een melding
Ik heb/had een melding ontvangen
Wij verzochten JANS om…          
Wij hebben/hadden JANS verzocht om…
Wij vervolgden onze patrouille
Wij hebben/hadden onze patrouille vervolgd
Ik sprak de vrouw aan
Ik heb/had de vrouw aangesproken
de verkeerde verleden tijd bestaat altijd uit twee delen:
1. werkwoord 'zijn' of 'hebben/hadden'
2. + nog een ander werkwoord

Slide 23 - Tekstslide

theorie: persoonsvorm
  • Wat: de persoonsvorm is het werkwoord in de zin dat zich qua vorm aanpast aan de persoon (bekend als het onderwerp) die het werkwoord uitvoert.

  • Voorbeeld: Wij liepen een uur geleden richting gebouw 26.
                               Hij liep een uur geleden richting gebouw 26.

In deze zinnen is liepen / liep een persoonsvorm, omdat dit werkwoord verandert wanneer het onderwerp (wij/hij) verandert. Andere woorden blijven onveranderd.

  • Hoe: je vindt een persoonsvorm door een zin in een andere tijd te zetten (tijdproef). Het woord dat verandert, is een persoonsvorm.
Voorbeeld: Wij liepen een uur geleden richting gebouw 26.

Deze zin staat in een verleden tijd: dit is te zien aan 'een uur geleden' en aan de 'ie' in 'liepen'
Wanneer ik de zin in de tegenwoordige tijd zet, verandert 'liepen' in 'lopen', dus dit is een pv.

Slide 24 - Tekstslide

onvoltooid verleden tijd: spelling
                                               De verdachte (vluchten) gisteren naar de uitgang.

                                                                      juiste spelling: vluchtte  n

1. de -te komt hieruit voort:
- maak de stam: haal -en van het hele werkwoord 'vluchten' af
- kijk of de laatste letter in 't kofschip /
--> laatste letter wel in 't kofschip? Dan -te aan de stam plakken
--> laatste letter niet in 't kofschip? Dan -de aan de stam plakken
2. de -n komt hieruit voort:
het onderwerp in deze zin is 'de verdachte'. Dit is enkelvoud, dus geen -n


Slide 25 - Tekstslide

lengte van zinnen

Slide 26 - Tekstslide



fragment 1:



Ik,
JANSEN, noemde eerst mijn naam.
Toen
onderzocht ik
, JANSEN, onderzocht de
kleding
van VLEUT en voelde of zag geen wapens of scherpe voorwerpen. Vervolgens vroeg
ik, JANSEN, VLEUT mee te komen naar de dienstauto.




fragment 2:



Ik,
JANSEN, vroeg de verdachte VLEUT, nadat ik, JANSEN, mijn naam had genoemd en
mij er door de kleding van VLEUT te doorzoeken van had verzekerd dat VLEUT geen
wapens of scherpe voorwerpen bij zich droeg, mee
te komen naar de dienstauto.





Slide 27 - Tekstslide

opdracht
  • Open een tekst (bijv. een reflectie) die je in je opleiding bij de KMar
    hebt geschreven.

  • Ga naar de website www.woordentellen.com, en plak je tekst hier. Bekijk het getal ‘Gemiddelde woorden per zin.’ Welk aantal staat hier?

  • Denk je dat dit aantal gewenst is voor het schrijven van mutaties? Of moet het hoger/lager?

Slide 28 - Tekstslide

theorie: zinslengte (1/2)
  • korte zinnen maken het makkelijker voor een lezer om informatie op te nemen.
  • dit past bij het hoofddoel van een mutatie: collega's informeren / dossier aanleggen over verdachte situaties.

  • ook voor jou als schrijver is er een voordeel: je kunt je tekst makkelijker teruglezen. Bovendien: korte zinnen verkleinen de kans op fouten: zowel in spelling als inhoudelijk.

  • Toch maken veel mensen juist lange zinnen.
  • Daarom is het belangrijk dat je je mutaties checkt op onnodig lange zinnen.

Slide 29 - Tekstslide

theorie: zinslengte (2/2)
Hoe maak je van een lange zin meerdere korte zinnen?

1: Zet punten op plekken die jij logisch vindt.

2: Een correcte zin bevat een persoonsvorm en onderwerp, die naast elkaar staan (en er past niets tussen). Benoem dus per zin pv en ow, en kijk waar ze staan.
--> pv en ow staan direct naast elkaar: dit is een correcte zin.
--> pv en ow staan niet direct naar elkaar: dit is een zinsdeel. Een zinsdeel moet aan een andere zin vastzitten.

3. maak eventueel kleine aanpassingen in de zin waardoor je correcte zinnen krijgt.


Slide 30 - Tekstslide

voorbeeld:
Versie 1: Terwijl JANSEN de bijrijder fouilleerde checkte ik, PETERS, de identiteit van de bestuurder.
--> deze zin vind ik te lang. Ik wil hem opdelen in kortere zinnen.

Versie 2: Terwijl JANSEN de bijrijder fouilleerde. Checkte ik, PETERS, de identiteit van de bestuurder.
--> op gevoel plaats ik een extra punt. Daarna kijk ik waar de pv's en ow's staan.

Versie 3: JANSEN fouilleerde de bijrijder. Ik, PETERS, checkte de identiteit van de bestuurder.
--> deze versie heeft kortere zinnen, en alle pv's en ow's staan naast elkaar :)

Slide 31 - Tekstslide

Ik, JANSEN, sprak de militair aan en vroeg of hij wilde stoppen met slaan en of hij de waterfles op de grond wilde leggen, de militair was zichtbaar gefrustreerd maar volgde de instructies wel op.

Deel deze zin op in meerdere korte zinnen. Zorg dat pv en ow naast elkaar staan. Voeg eventueel woorden toe of schrap.

Slide 32 - Open vraag

Wij, JANSEN en PETERS, zetten de achtervolging in waarna mevrouw gehoor gaf aan het stopteken.

Deel deze zin correct op in meerdere korte zinnen.

Slide 33 - Open vraag

Terwijl de man bezig was met het vernielen van de auto spraken wij, JANSEN en PETERS, hem aan en vroegen of hij wilde stoppen en de waterfles wilde neerleggen.

Deel deze zin correct op in meerdere korte zinnen.

Slide 34 - Open vraag

evt. opdrachten VIOD maken
of PGB muteren

Slide 35 - Tekstslide