iedereen volgt de lesson up zorg dat je de uitzonderingen kent (faire, avoir en être) wanneer klaar: boîte à Gram ga werken aan de tâche die op de Franse website staat
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1
In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
H5.3
iedereen volgt de lesson up zorg dat je de uitzonderingen kent (faire, avoir en être) wanneer klaar: boîte à Gram ga werken aan de tâche die op de Franse website staat
Slide 1 - Tekstslide
LE PASSÉ COMPOSÉ
Slide 2 - Tekstslide
Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.
Je/j'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
avons
avez
ont
as
a
ai
Slide 3 - Sleepvraag
Wat is de passé composé?
Wat is de passé composé?
A
toekomende tijd
B
tegenwoordige tijd
C
verleden tijd
Slide 4 - Quizvraag
QUIZ PASSÉ COMPOSÉ
Slide 5 - Tekstslide
Passé composé maken
De passé composé maak je door : een vorm van "avoir"(hebben) + voltooid deelwoord
Slide 6 - Tekstslide
Hoe maak je een passé composé?
STAPPENSCHEMA
Slide 7 - Tekstslide
Hoe maak je een passé composé?
1. je gaat op zoek naar het onderwerp
2. je vult het hulpwerkwoord in
3. je zoekt de stam van het werkwoord door -er
4. plakt é achter de stam
Slide 8 - Tekstslide
1. Nous ................(manger) 2. Elles ................ (travailler)
Slide 9 - Open vraag
hoe maak je de passé composé van manger
Wat is de passé composé van
manger, ik heb gegeten?
A
mange
B
mangé
C
j'ai mangé
D
tu as mangé
Slide 10 - Quizvraag
tu (manger = eten, passé composé)
passé composé
A
as mangé
B
a mangé
C
est mangé
D
es mangé
Slide 11 - Quizvraag
maak zelf een zin in het Frans in de passé composé (denk aan de 4 stappen)
Slide 12 - Open vraag
Een bijvoeglijk naamwoord....
A
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
B
zegt iets over een werkwoord
Slide 13 - Quizvraag
Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan op het zelfstandig naamwoord.
Enk
Mv
Man
-
s
vrouw
e
es
Slide 14 - Tekstslide
het bijvoeglijk naamwoord
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Wat zijn de regels van de regelmatige vormen?
Slide 15 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert.
B
La fleur est verte.
Slide 16 - Quizvraag
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La plage est petit
B
La plage est petits
C
La plage est petite
D
La plage est petites
Slide 17 - Quizvraag
Het bijvoeglijk naamwoord
Slide 18 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert
B
La fleur est verte
Slide 19 - Quizvraag
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Les filles sont petit.
B
Les filles sont petite.
C
Les filles sont petits.
D
Les filles sont petites.
Slide 20 - Quizvraag
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Les filles sont petit.
B
Les filles sont petites.
C
Les filles sont petits.
D
Les filles sont petite.
Slide 21 - Quizvraag
QUIZ
- de klas wordt in 2 verdeeld
- 1 persoon komt voor de klas en beeld op het bord een woord uit door het te tekenen
- zijn eigen groep heeft 1 min. om het woord te raden -> in het Frans
- na 1 min. mag de andere helft van de klas ook mee doen met raden
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.