bezittelijkvnw chap 1 c

Salut!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Salut!

Slide 1 - Tekstslide

L'adjectif possessif
Het bezittelijk voornaamwoord in het Frans

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
Een bezittelijk voornaamwoord gebruiken we om aan te geven van wie iets is. Het kan dus aangeven dat het jouw fiets is, maar ook dat het hun broer is. Ook personen zijn, volgens de grammatica, bezit. 
In het Nederlands kennen we de bezittelijke voornaamwoorden mijn, jouw, zijn, haar, onze, jullie, uw, hun

Slide 3 - Tekstslide

Welke bezittelijke voornaamwoorden zijn er in het Frans?
Mijn
Jouw
Zijn/haar
Onze
Jullie/uw
Hun
Mnl
mon
ton
son
notre
votre
leur
Vrl
ma
ta
sa
notre
votre
leur
MV
mes
tes
ses
nos
vos
leurs
MNL: mannelijk enkelvoud
VRL: vrouwelijk enkelvoud
MV: meervoud
MNL: mannelijk enkelvoud
VRL: vrouwelijk enkelvoud
MV: meervoud
MNL: mannelijk enkelvoud
VRL: vrouwelijk enkelvoud
MV: meervoud

Slide 4 - Tekstslide

Regel (1)
De vorm van het bezittelijk voornaamwoord past zich in het Nederlands aan op de bezitter. Het maakt uit of de bezitter mannelijk of vrouwelijk is.
Het is zijn fiets. Nee, dat is haar fiets. 

In het Frans past het bezittelijk voornaamwoord zich aan aan het bezit. Of de fiets nou van hem of haar is maakt niet uit. Het gaat erom of de fiets mannelijk of vrouwelijk is. 
Het woord fiets in het Frans is mannelijk. Je zegt dus:
C'est mon vélo.
C'est ton vélo. 
C'est son vélo. 
Ieder woord is mannelijk of vrouwelijk. Je kunt dit zien aan het lidwoord. 
In het Frans kennen we de mannelijke lidwoorden le / un en de vrouwelijke lidwoorden la / une
Er zijn ook lidwoorden die meervoud aangeven: les / des
Deze lidwoorden staan in de woordenlijst altijd voor het woord. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het bezit in deze zin:
Mijn broer is erg slim?
A
Mijn
B
broer
C
erg
D
slim

Slide 6 - Quizvraag

Regel (2): stappenplan
Dit stappenplan kun je gebruiken om te oefenen. Bij iedere stap ontdek je foute antwoorden. Uiteindelijk kom je bij het goede antwoord uit. 
  1. Van wie is het bezit? (mijn, jouw, zijn/haar, onze, jullie/uw, hun). 
  2. Is het bezit meervoud of enkelvoud? Als het bezit meervoud is, heb je je antwoord gevonden. Is het bezit enkelvoud? Dan ga je door naar stap 3.
  3. Is het bezit mannelijk of vrouwelijk? Bij vrouwelijk ga je door naar stap 4.
  4. Begint het bezit met een klinker       of h? Zo ja, dan gebruik je de mannelijke vorm.
De klinkers zijn:
e,a,o,i,u

Slide 7 - Tekstslide

Hieronder zie je woorden staan. Koppel het juiste bezittelijke voornaamwoord aan het bezit.
La voiture (de auto)
Un stylo (een pen)
Deux chaussures (schoenen)
Mon
Ton
Son
Notre
Votre
Leur
Ma
Ta
Sa
Notre
Votre
Leur
Mes
Tes
Ses
Nos
Vos
Leurs

Slide 8 - Sleepvraag

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord.
C'est le château de Saint Nicolas. C'est ... château.
A
leur
B
son
C
mon
D
ma

Slide 9 - Quizvraag

ce n'est pas ton maillot de bain, c'est le mien!!!

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig gebruikte bez. vnw.
Bezittelijke vnw. vervangen door zelfstandig gebruikte bez. vnw.

Exemple:
C'est mon portable. C'est le mien.
Het is mijn telefoon. Het is de mijne.

Slide 11 - Tekstslide

bezittelijk voornaamwoord zelfstandig gebruikt
Naast de bezittelijke voornaamwoorden die je voor een zelfstandig naamwoord gebruikt, bestaan er ook bezittelijke voornaamwoorden die je zelfstandig gebruikt. 

Ik ben mijn bril verloren, kan ik de jouwe nemen?
J'ai perdu mes lunettes, je peux prendre les tiennes?

Slide 12 - Tekstslide

Let op: er komt dus geen zelfstandig naamwoord achter te staan.

exemple:
Is het jouw boek? Ja het is de mijne
C'est ton livre? Oui, c'est le mien.

Slide 13 - Tekstslide

Het zelfstandig gebruikte bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord kan ook zelfstandig/losstaand gebruikt worden

Is dat jouw hond? Nee, het is die van hem ("de zijne")
C'est ton chien? Non, c'est le sien.
Is dat jouw fiets? Ja, het is de mijne.
C'est ta bicyclette? Oui, c'est la mienne.


Slide 14 - Tekstslide

                                                             m.ev        v.ev                m.mv            v.mv

de mijne/die van mij                  le mien    la mienne  les miens   les miennes
de jouwe/die van jou                 le tien      la tienne     les tiens     les tiennes
die van hem/die van haar        le sien     la sienne    les siens    les siennes

Het zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Tekstslide

Zie onderstaande zelfstandig gebruikte bezittelijke voornaamwoorden. Maak de juiste combinaties.
de mijne/die van mij
de jouwe/die van jou
die van hem/haar
la mienne
la sienne
la tienne
le tien
le mien
le sien

Slide 16 - Sleepvraag

notre suspect
de uwe
A
le vôtre
B
le nôtre
C
le sien
D
le leur

Slide 17 - Quizvraag

mijn fiets
de jouwe
A
le mien
B
le sien
C
la tienne
D
le tien

Slide 18 - Quizvraag

c'est son amie? Oui, c'est
A
le sien
B
la sienne
C
les siens
D
les siennes

Slide 19 - Quizvraag

Tu peux me prêter ton dictionnaire?
Je ne trouve plus .................
A
le mien
B
la mienne
C
les miens
D
les miennes

Slide 20 - Quizvraag

Ce sont vos enfants Madame Lac du Nord?
Oui, ce sont
A
le mien
B
la mienne
C
les miens
D
les miennes

Slide 21 - Quizvraag

C'est la voiture de vos voisins (buren)?
Non, ce n'est pas........., c'est .............
A
la leur, la nôtre
B
le leur, le nôtre
C
les leurs, les nôtres

Slide 22 - Quizvraag

Ce sont les bonbons (mmv) de ta copine? Oui, ce sont
A
les siens
B
les siennes
C
le sien
D
la sienne

Slide 23 - Quizvraag

C'est ton sac à dos?
Oui, c'est (de mijne)
A
mon
B
ma
C
le mien
D
la mienne

Slide 24 - Quizvraag

C'est la voiture de ton frère?
Oui, c'est (die van hem)

Slide 25 - Open vraag