IMPROVISATIE | Les 3 Associëren

IMPROVISATIE | Les 3 
Associëren
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DramaMBOMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3Studiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

IMPROVISATIE | Les 3 
Associëren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OPWARMER | NAMENBAL
Onze afspraken tijdens drama
1. Luister naar elkaar en praat er niet doorheen.
2. Ga voorzichtig om met elkaar en ons materiaal.
3. Blijf bij je groepje en werk samen aan de opdracht.
4. Heb respect voor elkaar.
5. Telefoon in je kluisje.

Heeft docent hand omhoog? = wees stil en luister naar de uitleg.

Slide 2 - Tekstslide

Bespreek kort de regels van drama.
Tijdens de vorige les heeft elke klas afspraken met elkaar gemaakt. Dit is een samenvatting van alle afspraken.
Wat gaan wij deze les doen?
Korte scènes improviseren en oefenen met associëren

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is belangrijk bij improviseren?
  • Goed kijken en luisteren naar elkaar.
    Jullie verzinnen de scène ter plekke!
  • Ideeën geven (spelaanbod geven) voor de scène en spelaanbod van elkaar accepteren
  • Er zijn geen goede of fouten ideeën.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Warming-Up: 
Wat doe je?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speloefening: 
Wat doe je?
  • A begint met een handeling, bijv: zagen.
  • B vraagt: 'Wat doe je?'.
  • A noemt een andere handeling dan die op dat moment doet, bijv: 'Ik ben aan het dansen'.
  • B speelt de genoemde handeling.
  • Terwijl A blijft zagen vraagt ie aan B: 'Wat doe je?'. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speloefening: 
Wat doe je?
  • A begint met een handeling, bijv: zagen.
  • B vraagt: 'Wat doe je?'.
  • A noemt een andere handeling dan die op dat moment doet, bijv: 'Ik ben aan het dansen'.
  • B speelt de genoemde handeling.
  • Terwijl A blijft zagen vraagt ie aan B: 'Wat doe je?'. 
Het gaat hier om:
- Uit het hoofd stappen.
- Controle loslaten.
- Fouten accepteren.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speloefening:
Tweetallen maken
  1. Bij elk kaartje hoort een tweetal. 
  2. Tweetallen hebben zowel een rood als groen kaartje.
  3. Heb jij je tweetal gevonden? Bespreek hoe jullie scène kan beginnen en ga dan zitten.
  4. We doen een rondje scènes! 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelopdracht:
Inspringspel

  1. Je gaat korte scènes spelen in tweetallen.
  2. Er zijn 2 rollen en 2 kleuren: Starter = Groen 
    Inspringer = Rood 
  3. Luister en kijk goed! 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronding les 3
Wat doe je als je associeert?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronding les 3
Wat doe je als je associeert?
  • Dan denk je aan passende dingen bij een bepaald idee: Het verbinden van ideeën.
Bijvoorbeeld: Bij de locatie 'bos' denk ik aan 'de hond uitlaten'.
Bij de handeling 'bakken' denk ik aan een bakker in de keuken.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speloefening: De nachtwinkel
  • Elke groep heeft een aantal scène ideeën.

  • Kies 1 scène die jullie gaan improviseren.

  • Verdeel de rollen. Bedenk voor jezelf een geheim doel.







Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenoefening:
De nachtwinkel
  • Kies een personage en bedenk wat je in de nachtwinkel komt doen. Wat is je doel?

  • Kom op als je personage en loop naar de kassa (speel met je fysiek en mimiek).

  • Jullie hebben een kort dialoog en er wordt eventueel wat afgerekend. Loop weer af.

  • De caissière wordt de nieuwe klant en er komt een nieuwe caissière.





Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OPWARMER | NAMENBAL

Afronding les 6      
Wat is belangrijk bij improviseren?
  • Goed luisteren naar elkaar.
  • Niet bang zijn om fouten te maken.
  • Spelaanbod accepteren ("ja, en..!").
  • De ander helpen schitteren, niet alleen jezelf.
  • Je fantasie durven gebruiken.
  • Plezier hebben in het spel.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelopdracht: 
Verboden woord

  • Ga staan in 2 rijen.
  • Je houdt een dialoog met de persoon voor je
  • De docent zegt welke letter je NIET mag gebruiken.
  • Gebruik je de verboden letter dan sluit je achteraan in de rij.
Blijf hele zinnen gebruiken, 1 woord is niet genoeg.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelopdracht: 
Geen Ja, Geen Nee, Geen uuhhh

  • Ga staan in 2 rijen.
  • Je houdt een dialoog met de persoon voor je
  • Je mag GEEN ja, nee, euh/uhm zeggen
  • Doe je dit wel, dan sluit je achteraan in de rij.
Blijf hele zinnen gebruiken, 1 woord is niet genoeg. 
Niet in het engels praten.


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelopdracht: Korte scènes improviseren

  • Elke groep heeft een aantal scène ideeën.

  • Kies 1 scène die jullie gaan improviseren.

  • Verdeel de rollen. Bedenk voor jezelf een geheim doel.





Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PUBLIEKSOPSTELLING

Belangrijke afspraken:

- Leg materiaal neer onder je stoel.
- Als publiek ben je stil tijdens een scène.
- Na elke scène geven wij kort applaus.




Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ideeen
- De breinklutser
- Wat doe je? (TVHN blz 96)
- De wachtkamer
- De nachtwinkel
- Het museum (TVHN blz 142)
- Locatie neerzetten in stapjes (TVHN blz 143)
- Van waar naar wie naar wat (TVHN blz 143)
- Het feest (grote improvisatie)
Verhaal technieken: Werken met doelen. Er kan een probleem ontstaan waardoor iemand niet hun doel kan behalen. Wat wil je? 
- Scènes spelen met geheime doelen.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies