Les 17-04 inburgering

Planning
1. Raadspel en woordweb
2. Luisteren: een klacht
3. Een e-mail met een klacht
4. Schrijfopdracht

5. Werken in het boek​
6. Spel
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2BasisschoolGroep 6

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Planning
1. Raadspel en woordweb
2. Luisteren: een klacht
3. Een e-mail met een klacht
4. Schrijfopdracht

5. Werken in het boek​
6. Spel

Slide 1 - Tekstslide

Raadspel: wie gaat?

Slide 2 - Tekstslide

Online shoppen

Slide 3 - Woordweb

Wat is klagen?
A
Iemand vragen om iets te doen
B
Zeggen dat je je zorgen maakt
C
Zeggen dat je ergens niet tevreden over bent
D
Iets wat je heel vervelend of vies vindt

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het doel van een mail met een klacht?
A
Klagen
B
Een bedrijf boos maken
C
Waarschuwen
D
Een probleem oplossen

Slide 5 - Quizvraag

Bespreek: Wanneer heb jij een klacht?
  • Je bestelling is een dag te laat.
  • Je bestelling is een week te laat.
  • Je bestelling is kapot.
  • Je bestelling is niet de goede maat.
  • Je bestelling is bij de buren gezorgd.
  • Je bestelling is voor de deur bezorgd.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Waarom gaat Max naar de klantenservice?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het probleem met de camera?

Slide 9 - Open vraag

Kan Max zijn geld terugkrijgen?

Slide 10 - Open vraag

Wil Max een andere camera uitzoeken?

Slide 11 - Open vraag

Wat krijgt Max van de klantenservice?
A
Zijn geld terug
B
Een nieuwe camera
C
Een tegoedbon
D
Een bon voor zijn geld terug

Slide 12 - Quizvraag

Hoe schrijf je een e-mail met een klacht?
Kies de juiste volgorde
1. Beschrijf het probleem

2. Begin (Beste ...)

3. Beschrijf het product dat je hebt gekocht en wanneer

4. Afsluiting (Met vriendelijke groet, ....)

5. Beschrijf de oplossing

Slide 13 - Tekstslide

Welke tijd gebruik je in een e-mail met een klacht?

Slide 14 - Tekstslide

Een e-mail met een klacht schrijven 😡
1. Begin 

2. Vertel wat voor product je hebt gekocht en wanneer.

3. Beschrijf wat het probleem is.

4. Beschrijf wat voor oplossing je wilt.

5. Afsluiting

Slide 15 - Tekstslide

Rendictee
1. Maak groepjes van 4.
2. Eén iemand schrijft.
3. Loop naar de gang en zoek een woord.
4. Vertel het woord aan de schrijver.
5. Als de schrijver het woord heeft opgeschreven, mag de volgende.

Slide 16 - Tekstslide

Fijne vakantie!

Slide 17 - Tekstslide