In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
ETIKETTEN +WASMIDDELEN
LEZEN & INTERPRETEREN
Slide 1 - Tekstslide
Hoe zit je er bij vandaag?
Slide 2 - Poll
WAT WEET JIJ AL VAN WASMIDDELEN? VUL HET HIER IN!
Slide 3 - Woordweb
LESDOELEN
- Na deze les kan ik de verschillen tussen waspoeder en vloeibaar wasmiddel benoemen
- Na deze les kan ik uitleggen waarom wasmiddelen geëtiketeerd worden
- Na deze les kan ik minimaal 3 wassymbolen en de betekenis er van beschrijven
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
00:00
Wat denk jij dat beter is, wasmiddel of waspoeder? Leg uit!
Slide 6 - Open vraag
01:12
Wat is gebruiksgemak?
A
Het gemak waarmee een product te gebruiken is
B
Een mooi product
C
Wanneer iets moeilijk te gebruiken is
D
Geen van allen
Slide 7 - Quizvraag
01:35
Wat wast beter schoon? Hoe komt dat?
Slide 8 - Open vraag
02:14
Wat is er nog meer, naast waspoeders en wasmiddelen?
Slide 9 - Open vraag
02:27
Wat is beter voor je wasmachine?
A
Waspoeder
B
Wasmiddel
C
Wascapsules
D
Waspoeder, wascapsules en wasmiddel
Slide 10 - Quizvraag
WAAROM WORDEN WASMIDDELEN GEËTIKETTEERD?
Slide 11 - Open vraag
Wasmiddelen
Er zijn verschillende soorten wasmiddelen:
waspoeder
vloeibare wasmiddelen
tabletten
capsules
Slide 12 - Tekstslide
Wasmiddelen
Donker bont (gekleurd) wasmiddel
Licht bont (gekleurd) wasmiddel
Witwasmiddel
Fijne was / Wolwasmiddel
Slide 13 - Tekstslide
WAT BETEKENT HET WOORD "WASSYMBOOL"?
Slide 14 - Open vraag
WAT BETEKENT DIT SYMBOOL:
A
Niet strijken
B
Niet wassen op een hoge temperatuur
C
Het kledingstuk is niet geschikt om te weken
D
Het kledingstuk is niet geschikt om te wassen of te weken
Slide 15 - Quizvraag
WAT BETEKENT DIT SYMBOOL:
A
In de droger op een hoge temperatuur
B
In de droger op een lage temperatuur
C
Niet in de droger
D
Dit symbool bestaat niet
Slide 16 - Quizvraag
DIT SYMBOOL GEEFT AAN DAT JE HET PRODUCT ALLEEN MET DE HAND MAG WASSEN:
A
Juist
B
Onjuist
C
Geen van allen
D
Je mag het product wassen in de wasmachine én met de hand
Slide 17 - Quizvraag
WAAROM STRIJK JE EEN KLEDINGSTUK?
Slide 18 - Open vraag
WAT BETEKENT DIT SYMBOOL:
A
Normale was op 30, 40, 50, 60 of 70 graden
B
Wassen op anti-kreuk progamma
C
Handwas
D
Geen van allen
Slide 19 - Quizvraag
Zoek 5 verschillende soorten wasmiddelen.
Slide 20 - Open vraag
Ontwerp je eigen wasmiddeletikket
Gebruik;
A3 papier
stiften/potloden
Denk aan;
kleuren
merknaam
symbolen
vorm
Slide 21 - Tekstslide
Volgende les; uitleg wasmachine
Slide 22 - Tekstslide
Waar hebben we het deze les over gehad?
Slide 23 - Open vraag
WAT VOND JE VAN DEZE LES?
Slide 24 - Open vraag
EVALUATIE
Jullie zijn in deze les meer te weten gekomen over de soorten wasmiddelen, jullie weten welk wasproduct het best is voor de wasmachine en welke het meest zuinig is. Jullie weten ook meer van was symbolen en etiketten.