B1 genotye en fenotype

B1 genotye en fenotype
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

B1 genotye en fenotype

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leerdoel
* Je kunt benoemen dat alle cellen van je lichaam dezelfde erfelijke informatie bevatten.
* Je kunt omschrijven wat genotype en het fenotype is. 
- Wat zijn chromosomen?
- Wat is DNA?
- Ontstaan van nieuwe cellen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling: In leerjaar 1 heb je bij het thema ordening het gehad over de rijken. Welke rijken zijn dit?
A
Schimmels, bacteriën, mensen, dieren
B
Mensen, dieren
C
celplasma, dieren en bacteriën
D
Dieren, planten, bacteriën en schimmels

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

herhaling: Welke cel kenmerken hebben dierlijke cellen?
A
wel celkern, wel celwand, wel bladgroenkorrels
B
wel celkern, geen celwand, geen bladgroenkorrels
C
wel celkern, wel celwand, geen bladgroenkorrels
D
geen celkern, wel celwand, geen bladgroenkorrels

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling: Alle mensen en dieren hebben een celkern. De celkern regels alles wat er in een cel gebeurt.
Hoe noemen we de lange dunne draden die in de celkern liggen?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

erfelijke informatie
Je lichaam is opgebouwd uit cellen, In deze lichaamscellen liggen de celkernen. In deze celkern zitten 46 chromosomen. Dit zijn lange dunne dragen. Ze bestaan uit DNA. In het DNA zit erfelijke informatie 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bevruchting
Al je lichaamscellen zijn ontstaan uit 1 enkele bevrucht eicel. Door celdeling ontstaan nieuwe cellen uit de bevruchte eicel. Bij celdeling worden de chromosomen gekopieerd. Elke dochtercel krijgt een complete set chromosomen. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van bevruchte eicel tot miljarden cellen
Het menselijk lichaam bestaat uit een groot aantal organen. Deze organen zijn opgebouwd uit verschillende weefsels, die weer bestaan uit miljarden cellen. Die cellen zorgen ervoor dat alles goed werkt.

De eerste cellen in een nog ongeboren kind groeien uit tot 
allerlei verschillende celsoorten. Tijdens deze ontwikkeling 
krijgen de cellen hun specifieke functie. Het worden 
bijvoorbeeld hersencellen, huidcellen of spiercellen.

In iedere cel zit een kopie van het erfelijkheidsmateriaal van de ouders, 
in de vorm van chromosomen. Op de chromosomen zitten de genen. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chromosomen en genen
Je lichaam bestaat uit cellen. Iedere cel heeft een kern. 
Chromosomen:
In die kern zwerven 46 draadjes, de chromosomen. 
Er zijn steeds twee chromosomen die op elkaar lijken. 
De chromosomen zijn gemaakt van DNA. In die stof DNA ligt alle informatie van de erfelijke eigenschappen. In elke kern van elke lichaamscel is die informatie aanwezig. Het DNA ziet eruit als een soort wenteltrap. De treden van zo’n wenteltrap zijn gemaakt van stoffen die voor het gemak vier kleuren hebben. De volgorde waarin de stoffen voorkomen bepaalt onze erfelijke eigenschappen. 

Genen: Een stukje wenteltrap dat één eigenschap veroorzaakt, noemen we een gen. 
Elk mens bezit een eigen uniek DNA.
Het DNA van geen enkel mens is gelijk

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In elke cel van je lichaam zitten
A
46 genen
B
46 chromosomen
C
46 genen en 46 chromosomen
D
46 DNA ketens

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stof bevat de informatie voor al je erfelijke eigenschappen.
A
chromosomen
B
DTA
C
fenotype
D
DNA

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

               Genen

Genen zijn opgebouwd uit DNA. 

Genen liggen achter elkaar op de chromosomen. 

Genen bepalen al onze eigenschappen.

Chromosomen

Chromosomen bestaan uit lange DNA strengen die in elkaar gedraaid zijn.

Het DNA bevat alle erfelijke eigenschappen.

De code van alle erfelijke eigenschappen zit in 
het DNA. 


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Celkern 
Bij de mens met 46 chromosomen.
1
Chromosomen. 
Bij de mens:
Chromosomen horen als een duo, als paar, als tweetal bij elkaar.
Er zijn 23 paren chromosomen in elke cel.
2
Dit is DNA.
DNA is een stof.
Chromosomen bestaan uit de stof DNA.

3
Gen
Een gen is een stukje van het DNA.
Een gen bevat de informatie van 1 erfelijke eigenschap.
4
Leren

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genotype
Ieder mens heeft eigenschappen van de ouders geërfd. In elke cel van het lichaam bevat de celkern de informatie van al die erfelijke eigenschappen. 

De informatie in het DNA is het genotype.

Het genotype van een organisme is de informatie voor de erfelijke eigenschappen van dat organisme. Het bepaalt voor een groot deel de uiterlijke kenmerken van iemand.
zus en broer
Een fotograaf heeft van families portretfoto's vergeleken en gekoppeld. Hier zie je een voorbeeld: broer en zus: veel overeenkomsten in het genotype.
1
Genotype
Voorbeelden van de erfelijke eigenschappen (genotype) die je ziet:
Haar: blond, zonder krullen
Oor  : vast aan het hoofd, geen los oorlelletje
Kin  :  geen kuiltje
Ogen : kleur
2
Moeder en zoon
3

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fenotype
Je uiterlijk wordt niet alleen door het genotype bepaald. Het fenotype speelt ook een grote rol.
Het fenotype kan veranderen zonder dat het genotype verandert.            

De oorzaken van de veranderingen noemen we 'invloeden uit het milieu'.  


Het fenotype = genotype + invloed uit milieu
Blank persoon: In de winter is de huid vaak blanker dan in de zomer.
Het genotype blijft gelijk maar het fenotype verandert (bruin in de zomer).
1
Met het milieu wordt bedoeld: Je leefomgeving
2

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is waar?
A
Het genotype = fenotype + invloed uit milieu
B
Het fenotype van een organisme is de informatie voor de erfelijke eigenschappen van dat organisme.
C
Het fenotype = genotype + invloed uit milieu
D
De oorzaken van de veranderingen van het genotype noemen we 'invloeden uit het milieu'.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het fenotype is wel / niet altijd gelijk aan het genotype.
A
wel
B
niet

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is krullend haar vanaf de geboorte
A
erfelijk
B
niet erfelijk

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het genotype?
A
alle chromosomen van een organisme
B
de zichtbare uitdrukking van de erfelijke informatie van een organisme
C
de genetische code van een organisme
D
de erfelijke genetische code voor eigenschappen van organismen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het fenotype?
A
de zichtbare uitdrukking van de erfelijke informatie van organismen
B
de zichtbare uitdrukking van alle informatie van de genen
C
de zichtbare uitdrukking van de dominante erfelijke informatie van organismen
D
de zichtbare combinatie van erfelijke informatie en omgevingsfactoren

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kijk naar de afbeelding. Hoe zijn de chromsomen aantallen verdeeld over de eicel, spermacel en de bevruchtte eicel?
A
eicel: 23, spermacel: 23, bevruchtte eicel: 23
B
eicel: 23, spermacel: 23, bevruchtte eicel: 46
C
eicel: 46, spermacel: 46, bevruchtte eicel: 46
D
eicel: 46, spermacel: 46, bevruchtte eicel: 92

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

exit ticket: Wat zijn chromosomen?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

exit ticket: Wat is een gen?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hier zie je vier stadia van een lieveheersbeestje.
Vraag 1: in elke stadia is het fenotype hetzelfde / verschillend.
vraag 2: in elke stadia is het genotype hetzelfde / verschillend.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00
Gen
Celkern
DNA
Chromosomen

Slide 30 - Sleepvraag

Voorkennis thema 1 waarin de concepten  cellen en chromosomen behandeld werden.

DNA
celkern
Cel
Chromosoom
Gen

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

klaar!
Aan de slag met de opdrachten: 1 tm 9

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies