Trainingskunde Online

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
TrainingskundeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Substraten/brandstoffen
Stoffen het lichaam nodig heeft om ATP te vormen:

  • CP (Creatine Fosfaat
  • Koolhydraten
  • Vetten

Slide 3 - Tekstslide

Zet de 3 energiesystem in volgorde van intensiteit. Welke gebruik je als 'eerst bij 100% intensiteit en zo verder.
ATP-CP Systeem
Aerobe Systeem
Anaerobe Glycolyse

Slide 4 - Sleepvraag

Terugvorming ATP (resynthese)
Aeroob:
Voldoende zuurstof voor volledig verbranding substraten om ATP terug te vormen.
Anaeroob:
Onvoldoende zuurstof aanwezig voor volledige verbranding substraten om ATP terug te vormen
--> Lactisch: tijdens dit proces om ATP terug te vormen ontstaat Lactaat.
--> A-lactisch: tijdens dit proces om ATP terug te vormen ontstaat geen lactaat (voelbaar)

Slide 5 - Tekstslide

Anaeroob 
Aeroob

Slide 6 - Tekstslide

(rustig) Lopen is een:
A
Aeroob lactische inspanning
B
Anaeroob lactische inspanning
C
Aeroob a-lactische inspanning
D
Anaeroob a- lactische inspanning

Slide 7 - Quizvraag

De 100 meter sprint gebeurd voornamelijk in welk systeem?
A
ATP - CP systeem
B
Anaerobe Glycolyse
C
Aerobe systeem
D
Eiwitverbranding

Slide 8 - Quizvraag

Maak de opdracht in teams.

Vul eerst alleen de tabel in. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Noem 2 voorbeelden van sporten of sportonderdelen waarbij het ATP-CP systeem aangesproken wordt

Slide 11 - Woordweb

Koolhydraten (anaeroob/aeroob)
  • Worden opgeslagen in spieren en lever. (glycogeen)
  •  Voornaamste bron van energie bij lage tot middelhoge inspanningen.
  • Intensiteit hoog                dan onvolledige verbranding (anaerobe glycolyse)
  • Intensiteit laag                   dan volledige verbranding (aerobe glycolyse)

Slide 12 - Tekstslide

Koolhydraten
  • Ongeveer 500-800 gr opgeslagen in lever en spieren.
  •  4 Kcal per gram KH. vb: 500 gr x 4= 2000 Kcal energie
  • Kan na 30 min. middelhoog tot hoog intensief bewegen al gehalveerd zijn. 

  • Geen aanvulling leidt tot prestatieverlies (overschakeling op vetten als brandstof)

Slide 13 - Tekstslide

Noem 2 voorbeelden van sporten of sportonderdelen waarbij de Anaerobe Glycolyse(koolhydraten) aangesproken wordt

Slide 14 - Woordweb

Vetten (aeroob)
  • Vet voorraden vele malen groter dan KH --> Daarom voornaamste bron van energie in rust. 

  • Voorbeeld:
  • Persoon weegt 70 kg - 10% vet.
  • 7 kg vet = 7000 gr.
  • Per gram = 9 Kcal
  • 9 x 7000 = 63000 Kcal voorraad

Slide 15 - Tekstslide

Vetten
  • Geeft de minst snelle vorm van energie
  • Veel zuurstof voor nodig
  •  Wordt vooral aangesproken bij zeer laag intensief bewegen of zeer langdurige activiteiten.

Slide 16 - Tekstslide

Noem 2 voorbeelden van sporten of sportonderdelen waarbij het Aerobe Systeem (vetten en koolhydraten) aangesproken wordt

Slide 17 - Woordweb

Via welk systeem sprinten de wielrenners? (aeroob, anaeroob, lactisch, a-lactisch?)

Slide 18 - Open vraag

Via welk systeem sprinten de atleten? (aeroob, anaeroob, lactisch, a-lactisch?)

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide