Uitleg ww en nwg

Werkwoorden
en gezegdes
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden
en gezegdes

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Verschillende soorten werkwoorden
  • Naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
  • Oefenen

Slide 2 - Tekstslide

  1. Zelfstandig werkwoord
  2. Koppelwerkwoord
  3. Hulpwerkwoord
Soorten werkwoorden

Slide 3 - Tekstslide

1. Zelfstandig werkwoord
  • Geeft aan wat het onderwerp doet (gooien, lopen, vangen, schrijven, denken) 
  • Kan alleen in de zin staan. 
  • Hoort in werkwoordelijk gezegde

Walter schrijft een brief.
Walter zit aan tafel.

Slide 4 - Tekstslide

2. Hulpwerkwoord
  • Kan niet alleen in de zin staan
  • Geeft hulp aan zww of kww
  • Hoort in alle gezegdes

Walter heeft een brief geschreven.
Walter moet een brief schrijven. 
Walter gaat een brief schrijven. 
De brief wordt geschreven door Walter. 
Walter laat de brief schrijven door zijn broer. 

Slide 5 - Tekstslide

3. Koppelwerkwoord
  • Koppelt het onderwerp aan wat erover gezegd wordt
  • Hoort in naamwoordelijk gezegde
  • Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen


    Walter is lief.
    Walter wordt grootvader. 
    Walter blijft voorzitter. 

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoordelijk of naamwoordelijk?
1. Het onderwerp doet iets of deed iets
Werkwoordelijk gezegde
De jongen loopt naar school. (ZWW)

2. Het onderwerp is iets
Naamwoordelijk gezegde
De jongen is verliefd. (KWW)

Slide 7 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde is een combinatie van een koppelwerkwoord en een naamwoordelijk deel

Het naamwoordelijk deel geeft een eigenschap aan van het onderwerp.

Mijn buurvrouw is huisarts.

Het koppelwerkwoord is verbindt het naamwoordelijk deel huisarts met het onderwerp mijn buurvrouw.



Slide 8 - Tekstslide

Hoe vind je het naamwoordelijk gezegde?
Met deze drie stappen vind je het naamwoordelijk gezegde.
  1. Is de persoonsvorm één van de koppelwerkwoorden? (Let op bij zijn en worden!)
  2. Zo ja, zoek dan het naamwoordelijk deel dat het koppelwerkwoord koppelt aan het onderwerp.
  3. Het koppelwerkwoord en het naamwoordelijk deel vormen samen het naamwoordelijk gezegde.

Slide 9 - Tekstslide

Aan de deur komen vaak mensen collecteren.
'collecteren' is hier:
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 10 - Quizvraag

Aan de deur komen vaak mensen collecteren.
'komen' is hier:
A
ZWW
B
KWW
C
HWW

Slide 11 - Quizvraag

Aan de deur komen vaak mensen collecteren.
Van welk gezegde is sprake?
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quizvraag

Naamwoordelijk gezegde
  • Bij een naamwoordelijk gezegde koppelt het koppelwerkwoord het onderwerp aan het naamwoordelijk deel.  De juf is lief.
  • Het naamwoordelijk deel is dus een kenmerk of eigenschap van het onderwerp. De juf = lief.
  • Meestal is het naamwoordelijk deel een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord. De lieve juf.

Slide 13 - Tekstslide

Wat houdt het naamwoordelijk gezegde in?
A
koppelwerkwoord + naamwoordelijk deel
B
koppelwerkwoord
C
koppelwerkwoord + een kernmerk of eigenschap van het onderwerp
D
alle werkwoorden in de zin

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn de werkwoorden?
Jouw cijfer wordt een voldoende.

Slide 15 - Open vraag

Jouw cijfer wordt een voldoende.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quizvraag

Jouw cijfer wordt een voldoende.

'wordt' is hier:
A
ZWW
B
KWW
C
HWW

Slide 17 - Quizvraag

Wat voor soort werkwoord?
Achter de wolken schijnt de felle zon.

Slide 18 - Open vraag

Naamwoordelijk gezegde
Stap 1: Zoek de persoonsvorm
Stap 2: Zoek het onderwerp
Stap 3: Kijk of er meer werkwoorden in de zin staan
Stap 4: Is één van de werkwoorden een koppelwerkwoord?
Stap 5: Kijk of dat werkwoord een naamwoord aan het                     
                onderwerp koppelt.

Slide 19 - Tekstslide

Mijn zusje | wil | schrijfster | worden.
persoonsvorm:        wil 
onderwerp:               mijn zusje
alle werkwoorden: wil worden
Is een van de werkwoorden misschien een koppelwerkwoord?                                         Ja, worden.
Is er een zinsdeel met een naamwoord dat iets zegt over het onderwerp?           Ja, schrijfster mijn zusje=schrijfster.

Slide 20 - Tekstslide

De nieuwe leerling heette Bente.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 21 - Quizvraag

Het jongetje loopt naar school.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 22 - Quizvraag

Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Zijn vriend was gisteren ineens ziek geworden.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 24 - Quizvraag

Sacha blijkt de nieuwe klassenvertegenwoordiger.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 25 - Quizvraag

Kun jij me helpen met die lastige zinnen?
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 26 - Quizvraag

Zelfstandig aan de slag
Maak in Vlekkeloos Nederlands:
H6 
De a-oefeningen moet je nakijken via mijn nakijkboekje
De b-oefeningen kun je maken en zelf nakijken

Lees eventueel de theorie van H6 nog eens door.

Slide 27 - Tekstslide