Thema 5 Erfelijkheid en evolutie B6 DNA-technieken

Thema 5 

Erfelijkheid en evolutie



B6
DNA-technieken
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 

Erfelijkheid en evolutie



B6
DNA-technieken

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat gaan we doen?
  • Intro
  • Herhalen B5
  • Leerdoelen B6 (1 min)
  • Uitleg B6: - Genetische modificatie, crispr-cas en discussie
                                      - Genomics, DNA-tests, eDNA en synthetische biologie
  • Zelfstandig aan de slag met de opdrachten (15 min)
  • Afsluiter B6 (5 min)
            

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een fossiel?
A
De afdruk van de poot
B
Het skelet
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer spreek je van verwantschap?
A
Als dieren in hetzelfde leefgebied wonen.
B
Als er overeenkomst is in het DNA
C
Als er overeenkomst is in het dieet (wat dieren eten)
D
Als er geen enkele overeenkomst is tussen dieren.

Slide 5 - Quizvraag

Welke soorten hebben de meeste verwantschap?
A
Het paard en de hond
B
De hond en de kat
C
Weet niet
D
De kat en het paard

Slide 6 - Quizvraag

Wat is niet juist over rudimentaire organen?
A
ze duiden op een gemeenschappelijke voorouder
B
ze hebben geen functie meer
C
ze komen niet of nauwelijks tot ontwikkeling
D
ze ontstaan door mutaties

Slide 7 - Quizvraag

Wat is geen rudimentair orgaan?
A
Het heupbeen bij een walvis
B
De blinde darm bij de mens
C
Het staartbotje bij een kat
D
Het staartbeen bij de mens

Slide 8 - Quizvraag

Niet alle organismen fossiliseren even snel. Van welk van de onderstaande dieren zijn waarschijnlij de minste fossielen ontstaan?
A
Slang
B
Vis
C
Octopus
D
Kreeft

Slide 9 - Quizvraag

Wat is GEEN rudiment bij mensen?
A
Kippenvel
B
Verstandskiezen
C
Navel
D
Blinde darm

Slide 10 - Quizvraag

Door evolutie
A
Past een populatie zich op lange termijn aan op het milieu
B
Kan een individu zich direct aanpassen aan het milieu
C
Ontstaan er fossielen

Slide 11 - Quizvraag

Wat heb je niet nodig voor evolutie?
A
verandering van het milieu
B
natuurlijke selectie
C
al deze antwoorden heb zijn nodig voor evolutie
D
genetische variatie

Slide 12 - Quizvraag

In welk tijdperk leefde de laatste gemeenschappelijke
voorouder van slangen en hagedissen?

Slide 13 - Open vraag

Welke groep vormt de nauwst nog levende
verwanten van de vogels?

Slide 14 - Open vraag

Deze stamboom is deels gemaakt met behulp van
DNA-sequenties van de verschillende gewervelde
groepen.
Hoe kunnen DNA-sequenties worden gebruikt
om een stamboom te maken? Leg je antwoord uit.

Slide 15 - Open vraag

Leerdoelen B6

5.6.1 Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven

Mensen gebruiken organismen om producten te vervaardigen. Dankzij allerlei nieuwe DNA-technieken is de biotechnologie sterk in ontwikkeling.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Waar kies je voor?
Deze LessonUp
De video van Biologie van Josst

Slide 18 - Poll

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeelden van genetische modificatie

Slide 22 - Tekstslide

Waar of niet?
Rcombinant-DNA-techniek is een voorbeeld van biotechnologie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

  • Crispr-cas kan gerichte wijzigingen in het DNA van een organisme aanbrengen.

  • Gene-editing (gen-aanpassing): je kunt de techniek vergelijken met het aanpassen (‘editing’) van tekst. Door enkele letters te veranderen of een woord weg te laten, ontstaat een woord of zin met een nieuwe betekenis. 

Voorbeelden

Slide 26 - Tekstslide

Argumenten 
voor en tegen

  • De meeste toepassingsmogelijkheden van genetische modificatie liggen in de voedselproductie. 
  • Er zijn voor- en tegenstanders van genetische modificatie.

Slide 27 - Tekstslide

Genetische modificatie vind ik
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Genomics
  • Onderzoek is de studie van het gehele DNA van een organisme met alle genen die daarop liggen.
  • Ziekten kunnen veel gemakkelijker worden opgespoord. Een arts hoeft een patiënt niet te testen op ziekte 1, ziekte 2, ziekte 3, enz. om erachter te komen wat er aan de hand is, maar kan het DNA vergelijken met dat van gezonde personen.
  • Bij kankeronderzoek: genen gezond weefsel vergelijken met tumorweefsel.

Slide 29 - Tekstslide

Gebruik van DNA
  • Misdaadbestrijding
  • Familie onderzoek (verwantschap)
  • Medisch onderzoek (erfelijke ziekten)
  • Fraudeonderzoek
  • Data-opslag
  • eDNA

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

eDNA 
(environmental DNA)
  • Restanten DNA van overblijfselen, zoals poep, dode huidcellen etc dat in de omgeving komt.

  • Organismen onderzoeken die in een gebied leven zonder ze te vangen.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Zelfstandig aan de slag
  • Maak opdracht 1 t/m 7
  • Kijk de opdrachten na met het antwoordboek of digitaal
  • Oefen de Flitskaarten en check de leerdoelen met de Test Jezelf

Klaar? 
  • Lees de Samenhang en maak opdracht 9 als je eerder klaar bent...


timer
15:00

Slide 35 - Tekstslide

Lever hier je samenvatting in...

Slide 36 - Open vraag

Lesafsluiter B6

5.6.1 Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven

Bekijk eventueel nog de video's op je ELO!

Slide 37 - Tekstslide

Welke DNA-technieken worden toegepast in de volgende situaties?
bacteriën geschikt maken om insuline te produceren
DNA van landbouwgewassen aanpassen als bescherming tegen ziekten
onderzoeken welke invloed medicijnen hebben op het DNA
ouderschapstest
DNA-test
Genetische modificatie
genomics
crispr-cas

Slide 38 - Sleepvraag

Slide 39 - Video