Fictiequiz 3A


Fictiequiz 3A
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


Fictiequiz 3A

Slide 1 - Tekstslide

1. Wat is een belangrijk
kenmerk van fictie?
A
Het is altijd gebaseerd op feiten
B
Het heeft een verzonnen verhaal, vaak met personages en gebeurtenissen
C
Het gebruikt alleen zakelijke teksten
D
Het bevat alleen historische informatie

Slide 2 - Quizvraag

2. In fictieve teksten spelen vaak personages een rol. Hoe noem je het hoofdpersonage in een verhaal?
A
De bijfiguur
B
De antagonist
C
De protagonist
D
De veteller

Slide 3 - Quizvraag

3. Wat bedoelen we met het 'perspectief' in een fictief verhaal?
A
De volgorde waarin de gebeurtenissen plaatsvinden
B
Het thema van het verhaal
C
De tijd waarin het verhaal zich afspeelt
D
Het gezichtspunt van waaruit het verhaal wordt verteld

Slide 4 - Quizvraag

4. Welke van de onderstaande genres hoort NIET bij fictie?
A
Thriller
B
Autobiografie
C
Fantasy
D
Roman

Slide 5 - Quizvraag

5. Wat is het doel van fictie meestal?
A
Informatie geven
B
Overtuigen
C
Amuseren en tot nadenken stemmen
D
Uitslagen presenteren

Slide 6 - Quizvraag

6. Welk genre hoort NIET bij fictie?
A
Detective
B
Reisverslag
C
Science fiction
D
Psychologische roman

Slide 7 - Quizvraag

7. Een ik-perspectief betekent dat...
A
De schrijver in de derde persoon schrijft
B
De lezer alles weet
C
Het verhaal verteld wordt door een personage dat meedoet
D
Het verhaal achteraf door een ander wordt verteld

Slide 8 - Quizvraag

8. Wat is een round character?
A
Een personage dat nauwelijks verandert
B
Een karikatuur
C
Een personage met diepgang en ontwikkeling
D
Een achtergrondfiguur

Slide 9 - Quizvraag

9. Wat betekent ‘setting’ in fictie?
A
Het slot van het verhaal
B
De plaats en tijd van het verhaal
C
De spanningsopbouw
D
De vertelwijze

Slide 10 - Quizvraag

Spannende setting
Romantische setting
Science Fiction setting
Historische setting

Slide 11 - Tekstslide

10. Wat is het thema van een verhaal?
A
Een terugkerend woord
B
De diepere betekenis of centrale gedachte
C
De verhaallijn
D
De tijd waarin het speelt

Slide 12 - Quizvraag

Thema
Genre
Wat voor soort verhaal is het? 

De Hongerspelen: 
Dystopische Young Adult 
Science Fiction


Harry Potter en de Steen der Wijzen: 
Fantasy
Young Adult


De Avonden:
Literaire fictie
Psychologische roman

Waar gaat het verhaal over? 

De Hongerspelen:
Vrijheid - onderdrukking
Overleving
Verzet tegen onrecht

Harry Potter en de Steen der Wijzen: 
Vriendschap
Moed
Goed - kwaad

De Avonden:
Eenzaamheid
Zinloosheid
Leegte




Slide 13 - Tekstslide

11. Wat betekent ‘open einde’?
A
Het verhaal eindigt zonder dat alles is opgelost
B
Het verhaal heeft een happy end
C
Er is geen climax
D
Het verhaal wordt afgesloten met een epiloog

Slide 14 - Quizvraag

12. Wat is de functie van spanning in een verhaal?
A
De tekst korter maken
B
Het thema duidelijk maken
C
De lezer nieuwsgierig houden
D
Informatie herhalen

Slide 15 - Quizvraag

Bron: 'Op Niveau', leerjaar 3 vwo

Slide 16 - Tekstslide

13. Wat is het motief in een verhaal?
A
De naam van een personage
B
Een terugkerend element met betekenis
C
Het plot
D
Het genre

Slide 17 - Quizvraag

Motief
De steeds terugkerende saaie avonden van hoofdpersoon Frits.

Het voortdurende gevoel van onrust en ongemak.

Herhaalde verwijzingen naar de winter, het donker en de dagelijkse sleur.

Slide 18 - Tekstslide

14. Welk perspectief geeft de meeste kennis aan de lezer?
A
Ik-perspectief
B
Personaal / hij-perspectief
C
Alwetende / auctoriale verteller
D
Wisselend perspectief

Slide 19 - Quizvraag

Personaal perspectief
"Harry werd wakker met een vreemd gevoel. Het duurde een paar seconden voordat hij zich herinnerde dat hij niet thuis in het bezemkastje lag, maar in een kamer op de bovenverdieping van het huis van de Duffelingen.
Hij ging rechtop zitten en keek om zich heen. Zonlicht viel door het raam en bescheen de dozen met spullen die hij de vorige avond had uitgepakt. Alles voelde nog steeds een beetje onwerkelijk."

Slide 20 - Tekstslide

Auctoriaal perspectief
"Stach was zeventien jaar toen de oude koning stierf. Hij had altijd al geweten dat hij geen gewoon leven wilde leiden. Terwijl anderen zich neerlegden bij de regels en gewoonten van het land, droomde hij ervan koning te worden – niet uit trots, maar uit verlangen om het land rechtvaardiger te maken.
De zeven ministers die het land bestuurden sinds de dood van de koning, hadden geen belang bij een opvolger. Ze hielden hun macht liever voor zichzelf. Maar Stach gaf niet op. Hij wist dat hij moest slagen, ook al zou het hem alles kosten."

Slide 21 - Tekstslide

15. Wat maakt voor jou een personage geloofwaardig, ook als het personage verzonnen is?

Slide 22 - Open vraag

16. Lees deze zin uit een fictief verhaal:
"We zaten op het bankje in het park, tussen de kale bomen aan de rand van de gracht, en ik zei: ‘Ik was een granaat en op een dag zou ik ontploffen en iedereen in mijn buurt zou gewond raken.'"
Leg uit hoe deze zin bijdraagt aan de sfeer van het verhaal.

Uit: 'Een Weeffout in onze Sterren', John Green

Slide 23 - Open vraag

17. Hoe kun je als lezer merken dat er spanning in een verhaal wordt opgebouwd? Noem drie technieken.

Slide 24 - Open vraag

18. Wat is een belangrijk fictie-element dat in dit fragment duidelijk naar voren komt?

Slide 25 - Tekstslide

18. Wat is een belangrijk fictie-element dat in dit fragment duidelijk naar voren komt?
A
Flashback
B
Spanningsopbouw
C
Uitdiepen van de personages
D
Uitdiepen van de setting

Slide 26 - Quizvraag

19. Welke elementen van fictie zie je terug in dit fragment? Noem er minstens twee en leg uit.

Slide 27 - Tekstslide

19. Welke elementen van fictie zie je terug in dit fragment? Noem er minstens twee en leg uit.

Slide 28 - Open vraag

20. Opdracht
Schrijf een kort stukje fictie (±150 woorden) waarin minimaal 3 kenmerken van fictie te herkennen zijn. Laat het controleren door een klasgenoot. 
Let op: 
- de drie fictiekenmerken
-spelling/interpunctie
- zinsbouw
- samenhang van de zinnen

Slide 29 - Tekstslide