"Stach was zeventien jaar toen de oude koning stierf. Hij had altijd al geweten dat hij geen gewoon leven wilde leiden. Terwijl anderen zich neerlegden bij de regels en gewoonten van het land, droomde hij ervan koning te worden – niet uit trots, maar uit verlangen om het land rechtvaardiger te maken.
De zeven ministers die het land bestuurden sinds de dood van de koning, hadden geen belang bij een opvolger. Ze hielden hun macht liever voor zichzelf. Maar Stach gaf niet op. Hij wist dat hij moest slagen, ook al zou het hem alles kosten."