W26 EN 1VH1 U6 les4

Week 26,
Lesson 4
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Week 26,
Lesson 4

Slide 1 - Tekstslide

Scoring goals all day
1. After this lesson I can really make comparisons

2. After this lesson I make sentences with a perfect word order using a adverbs of place, adverbs of time and adverbs of possibility and regularity

Slide 2 - Tekstslide

Recap!
To start off with, we will shortly recap Grammar 6.4, 6.5 and 6.6

Slide 3 - Tekstslide

Vergrotende + overtreffende trap
klein - kleiner - kleinst(e)
small - smaller - smallest

groot - groter - grootst(e)
big - bigger - biggest

aardig - aardiger - aardigst(e)
nice - nicer - nicest

Comparative +

Superlative

Slide 4 - Tekstslide

Let op woorden die eindigen op een Y!

(medeklinker + y dan 'i' ipv 'y'

Slide 5 - Tekstslide

Vergrotende trap:
+ER

Vaak wordt het woord gevolgd door THAN

Frank is taller than Rob.

The boys are faster than us.


Overtreffende trap:
+EST

Vaak komt er voor het woord THE te staan

Rob is the tallest boy I know.

That is the fastest car ever.

Slide 6 - Tekstslide

Maar bij langere woorden...

Slide 7 - Tekstslide

Woorden van 2 of meer lettergrepen
(die niet eindigen op -le of -y)
krijgen GEEN -er of -est,
maar MORE of MOST ervoor!

- I am smaller than Frank, but he is more intelligent than I am.
- Jason is the sweetest baby I know, Jasmin is 
the most beautiful baby though.


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Let op!
goed - beter - best
good - better - best

slecht - slechter - slechtst(e)
bad - worse - worst

ver - verder - verst(e)
far - further - furthest




Slide 10 - Tekstslide

             6.5 Adverbs of place and Adverbs of time
Adverbs of place -> Bijwoorden van plaats

Beantwoorden de vraag: Waar?
Adverbs of time -> Bijwoorden van tijd

Beantwoorden de vraag: Wanneer?

Slide 11 - Tekstslide

6.5 Adverbs of place
Adverbs of place komen altijd achteraan in de zin.

He plays music at school.
 They are busy, they are at the cinema.


Slide 12 - Tekstslide

6.5 Adverbs of time
Adverbs of time komen haast altijd achteraan in de zin.

We are going to go home tomorrow.
We are watching TV now.

Slide 13 - Tekstslide

6.5 Adverbs of Place and Time
Maar: Als er er zowel een plaats- als tijdsbepaling in de zin is, 
komt plaats voor tijd te staan.

Ezelsbruggetje: In het alfabet komt eerst de P (place) en dan de T (time)

We walked in the city center last night.
He told me all about the goal he scored on the bus this morning.

Slide 14 - Tekstslide

6.6 Adverbs of possibility and regularity
Bijwoorden van mogelijkheid en regelmaat zijn woorden zoals probably/really/just/always/never/usually still.

Deze bijwoorden staan vóór het hoofdwerkwoord:
The soccer team always meets at 14.00.
Charlton still thinks you're a great player.
My team probably played worse without me.

Slide 15 - Tekstslide

6.6 Adverbs of possibility and regularity
Maar: ná het hoofdwerkwoord als dit hoofdwerkwoord een vorm van to be is (am/are/is/was/were).

Voorbeelden:
I'm always late for the important games.
My dad was still angry that I failed last week's exam.

Slide 16 - Tekstslide

Exercise, exercise!
Go to eDition and do exercise F + G of Self-Test Unit 6

Minder dan 70% goed/meer dan 3 fouten?
Maak dan Catch Up Grammar 4 + 5.

Slide 17 - Tekstslide

Look back
Today you did the following:
- You practiced with 6.4 vergelijken: comparisons.
- You practiced with 6.5 volgorde: adverbs.
- You practiced with 6.6 volgorde: place and time.

Please email me if you have any questions about the topics we've discussed today.

Slide 18 - Tekstslide

Look forward
Next lesson:
Reading and Writing Skills

Homework:
Study Unit 6 grammar

Slide 19 - Tekstslide