4.12 kijk naar taal

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4.12  
1.
Lesopening
2.
Lesdoel 
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4.12  
1.
Lesopening
2.
Lesdoel 
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek en schrift van Nederlands op tafel. Laat deze nog even dicht op je tafel liggen.

Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoel 
Aan het eind van deze les:
- ken je de betekenis van tien uitdrukkingen (figuurlijk taalgebruik)
- Kun je de betekenis van woorden vinden door te kijken naar bekende stukjes
- Kun je de juiste betekenis kiezen in het woordenboek


Slide 3 - Tekstslide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie.
Je maakt zelfstandig opdracht 29 t/m 31 op blz 188 t/m 190..
Lars & Daan

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Angelo, Jules, Philip

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
-

Slide 4 - Tekstslide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Slide 5 - Tekstslide

Onze buurman heeft de belastingdienst opgelicht. Hij is betrapt en moet nu brommen.
Wat betekent brommen in deze zin?
A
zacht zoemend geluid maken.
B
in de gevangenis zitten
C
mopperen op iemand
D
op een bromfiets rijden

Slide 6 - Quizvraag


Wat is in jouw woorden: een territorium

Honden plassen vaak om hun territorium aan te geven.

Slide 7 - Open vraag

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
Joop kijkt door een roze bril.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 8 - Quizvraag

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
Bodhi loopt met zijn hoofd in de wolken.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 9 - Quizvraag

Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 29 t/m 31 op blz 188 t/m 190.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 10 - Tekstslide

Stappenplan moeilijke woorden
        
        1
Lees een stukje terug of verder en
kijk of het woord wordt uitgelegd

Slide 11 - Tekstslide

Betekenis uit de zin halen
Haal de betekenissen van een woord uit de zin.

Slide 12 - Tekstslide

Stappenplan moeilijke woorden
        
        2
Kijk naar bekende stukjes in het woord
Is het woord een samenstelling?
Wat betekenen die onderdelen/woorden?

Slide 13 - Tekstslide

Samenstelling
  • Herken je stukjes van het woord?
  • Kun je de betekenis uit de 2 woorden afleiden?
  • Heeft het woord een voor- en achtervoegsel?

  • Bijvoorbeeld
      inburgering      =>  in + burger (bewoner van een stad)
      onaangeraakt  => on + aanraken 

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk/zelfsandig maken
Je gebruikt een woordenboek vooral om de betekenis van woorden op te zoeken. Veel woorden hebben meer dan één betekenis. 

Kijk eens naar deze zinnen:
Woorden met meerdere betekenissen
1. We zochten een behang met een leuk motief
2. De dader kon geen motief geven van zijn daad.
3. Wat was jouw motief om voor het Corbulo College te kiezen?

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk/zelfsandig maken
Woorden met meerdere betekenissen
Lees alle betekenissen goed door en kies de betekenis die het best in de tekst past.

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk/zelfsandig maken
Wil je een uitdrukking opzoeken in een woordenboek? Kijk dan bij het belangrijkste woord in die uitdrukking.

Hij stierf van de kou!


Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Letterlijk
figuurlijk
Hij is echt overleden door de kou.
Hij heeft het heel erg koud
In het woordenboek zoek je bij het woord 'koud' naar de betekenis

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk/zelfsandig maken
Wil je een uitdrukking opzoeken in een woordenboek?
Kijk dan bij het belangrijkste woord in die uitdrukking.

Ik moet bij hem thuis altijd op eieren lopen! 


Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Letterlijk
figuurlijk
Op de grond liggen allemaal eieren waar ik overheen moet lopen.
Ik moet bij hem thuis altijd goed opletten wat ik zeg of doe.
In het woordenboek zoek je bij het woord 'eieren' naar de betekenis

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk/zelfsandig maken
Uitdrukkingen en betekenissen
Uitdrukking
betekenis
Het hazenpad kiezen.
Snel op de vlucht slaan
Nu is hij zeker in de aap gelogeerd!
Nu zit hij zeker in een vervelende situatie!
Als er één schaap over de dam is, volgen er meer.
Als één persoon iets nieuws geprobeerd heeft, durven de anderen het ook.
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel
Als er geen toezicht is, durft iedereen opeens heel veel.

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk/zelfsandig maken
Uitdrukkingen en betekenissen
Uitdrukking
betekenis
Een gegeven paard niet in de bek kijken.
Niet ondankbaar zijn over een cadeau.
Daar komt de aap uit de mouw.
Nu blijkt wat werkelijk de bedoeling was.
De hond in de pot vinden.
Te laat zijn voor het eten (alles is op)
Blaffende honden bijten niet.
Zij die het hardst roepen, zijn het minst gevaarlijk

Slide 20 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Angelo, Jules & Philip jullie gaan zelfstandig opdracht 29 t/m 31 op blz 188 t/m 190 maken. 

Wie heeft nog extra instructie nodig (intensief)? - of had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 29.

Slide 21 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig opdracht 29 t/m 31 op blz 188 t/m 190



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdracht na.
Daarna ga je in stilte lezen. 
timer
1:00

Slide 22 - Tekstslide

7. Evaluatie 
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- ken je de betekenis van tien uitdrukkingen (figuurlijk taalgebruik)?
- Kun je de betekenis van woorden vinden door te kijken naar bekende stukjes?
- Kun je de juiste betekenis kiezen in het woordenboek?

                       

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk: 
Woensdag 20 maart
4.12 opdracht 29 t/m 31


Toetsen: 
Geen


Slide 24 - Tekstslide