Jong & Oud H5 Het huishouden deel 2

4 HAVO
Hoofdstuk 5: Het huishouden (deel 2)
Dali Janssen
9:45-10:45
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

4 HAVO
Hoofdstuk 5: Het huishouden (deel 2)
Dali Janssen
9:45-10:45

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Terugblik (10 min);
- Uitleg (30 min); 
- Aan de slag (15 min); 
- Afsluiting (5 min).



Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de consumentenprijsindex berekenen. 
Je kunt het verschil tussen reële en nominale grootheden uitleggen. 
Je kunt een reële verandering berekenen bij gegeven nominale verandering en inflatiepercentage. 

Slide 3 - Tekstslide

Planning komende weken
--> 27 oktober: Hoofdstuk 5 deel 2
--> 2 november: Hoofdstuk 6
--> Week van 6 november: Toets 1 t/m 6. 

Slide 4 - Tekstslide

De hoeveelheid leerlingen op school is een:
A
voorraadgrootheid
B
stroomgrootheid

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de dominante strategie van Bedrijf 2? De tweede getallen zijn voor bedrijf 2!
A
wel verlagen van de prijzen
B
niet verlagen van de prijzen

Slide 6 - Quizvraag

Zou de rente van een hypothecaire lening (rente) lager zijn dan andere leningen?
A
Ja, lager
B
Nee, hoger

Slide 7 - Quizvraag

Wat is nivellering?
A
Verschillen tussen inkomen worden groter.
B
Verschillen tussen inkomen worden kleiner.
C
Verschillen tussen inkomen worden gelijk.

Slide 8 - Quizvraag

Farini en Anouk hebben een huis gekocht voor 200.000 en sluiten een hypotheek hiervoor af met 1,5% rente. Hoeveel rente betalen ze per maand?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Video

Actualiteit
Inflatie in Nederland stijgt volgens voorlopige cijfers naar 5,6%.







Slide 11 - Tekstslide

Actualiteit
'Het is echt gigantisch duur geworden'

Slide 12 - Tekstslide

Ik maak me druk om de inflatie.
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Hoe wordt de inflatie berekend?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

CPI
Als we koopkrachtverandering willen berekenen moeten we met de prijsveranderingen van alle producten rekening houden. 
We gebruiken hiervoor de consumentenprijsindex (CPI) → dit is de maatstaf voor inflatie. Het CPI geeft aan hoeveel procent de kosten van levensonderhoud in een jaar hoger zijn dan in het basisjaar.

Slide 16 - Tekstslide

ConsumentenPrijsIndex (CPI)
Het CPI geeft aan hoeveel de kosten van levensonderhoud in een jaar stijgen. Het is een samengesteld gewogen gemiddelde van een groot aantal gezinnen.
Gewogenindexcijfer=ΣΣwegingsfactoren(wegingsfactorindexcijfer)

Slide 17 - Tekstslide

Stappenplan CPI
Consumentenprijsindexcijfer berekenen
  1. indexcijfer artikelgroep x wegingsfactor
  2. tel alle uitkomsten bij elkaar op
  3. Tel alle wegingen bij elkaar op (meestal 100).
  4. Deel de uitkomsten van stap 2 door totaal van alle wegingen uit stap 3.
  5. je hebt nu het CPI (consumentenprijsindexcijfer)

Slide 18 - Tekstslide

Bereken het CPI in twee decimalen nauwkeurig.

Slide 19 - Open vraag

Behalve met bezuinigingen op de kinderbijslag zal het gezin van Megan ook nog rekening moeten houden met de inflatie. Om inflatie te meten wordt het consumentenprijsindexcijfer (CPI) gebruikt.

Bereken in twee decimalen het CPI voor het gezin van Megan. Schrijf je berekening op.

Slide 20 - Open vraag

Reële inkomen
Nominaal inkomen --> Je inkomen in euro's 
Reële inkomen (=koopkracht) --> Hoeveel kan je werkelijk kopen met je nominaal inkomen? 

Verandering berekenen van Reële inkomen berekenen: 
% verandering nominaal inkomen - % inflatie


Slide 21 - Tekstslide

Wat is het reële inkomen bij een loonstijging van 3% en een inflatie van 4% ?
A
gedaald met 1%
B
gestegen met 1%
C
3%
D
4%

Slide 22 - Quizvraag

Mijn reële inkomen stijgt met 2,4%. De inflatie is 1,2%. Met hoeveel procent is mijn nominale inkomen toe- of afgenomen?
A
103,6%
B
1,2%
C
98,9%
D
3,6%

Slide 23 - Quizvraag

Bij een CPI van 98,1, is er dan sprake van inflatie of deflatie?
A
Deflatie
B
Inflatie

Slide 24 - Quizvraag

Aan de slag
Wat? - Nakijken hoofdstuk 4 + 5.1 t/m 5.5
         - Opdrachten 5.6 t/m 5.11

Hoelang? Tot 10:40 

Hoe? In stilte. 

Klaar? Nakijken hoofdstuk 5: bekijk ook wat je eventueel verkeerd hebt gedaan.

Hulp? Nee: vragenstellen bij begeleidingsuur of studie-uur! 

Huiswerk? Hoofdstuk 5 (5.6 t/m 5.11) af. 


Slide 25 - Tekstslide

Behalve met bezuinigingen op de kinderbijslag zal het gezin van Megan ook nog rekening moeten houden met de inflatie. Om inflatie te meten wordt het consumentenprijsindexcijfer (CPI) gebruikt.

Bereken in twee decimalen het CPI voor het gezin van Megan. Schrijf je berekening op.

Slide 26 - Open vraag

Afsluiting
Leerdoelen: 
Je kunt de consumentenprijsindex berekenen. 
Je kunt het verschil tussen reële en nominale grootheden uitleggen. 
Je kunt een reële verandering berekenen bij gegeven nominale verandering en inflatiepercentage. 

Huiswerk: 
5.6 t/m 5.11

Volgende les: 
Hoofdstuk 5 afmaken. 

Slide 27 - Tekstslide