Adjectives & Adverbs

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EnglishFurther Education (Key Stage 5)

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Find your adjective...
...starting with the same letter of your name.
example: Evil Evelien ;-) or Amazing (mrs.) Alberda

Slide 2 - Tekstslide

Wat is jouw naam?

Slide 3 - Woordweb

Je favoriete eten

Slide 4 - Woordweb

All these words that you thought about are called: ADJECTIVES.

Alle woorden die jullie net gebruikten zijn bijvoeglijke voornaamwoorden 




Slide 5 - Tekstslide

but also....
  • She is so beautiful.
  • The dog smelled horrible. 
  • This soup tastes delicious.


After: be, feel, get, look, seem, become

Slide 6 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het:

Slide 7 - Open vraag

Welke zin bevat een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zij speelt piano.
B
Ik ga naar school.
C
Het huis is groot.
D
De hond is snel.

Slide 8 - Quizvraag

ADVERBS
= Bijwoord.

Een bijwoord zegt iets over 
Werkwoord
Bijvoeglijk naamwoord
(ander) bijwoord.

Je maakt het bijwoord door + LY te doen:
beautiful = beautifulLY 




Slide 9 - Tekstslide

Fill in: She tasted the soup ____ .(voorzichtig)

Slide 10 - Open vraag

"Mary is extremely beautiful." extremely says something about....
A
Mary
B
is
C
beautiful

Slide 11 - Quizvraag

"Unfortunately, she was not able to come" Unfortunately says something about....
A
the whole sentence
B
she
C
not able to come
D
come

Slide 12 - Quizvraag

"Tygo worked incredibly hard." incredibly says something about...
A
Tygo
B
worked
C
hard

Slide 13 - Quizvraag

Attention!
  • She is good. 
  • She works well. (not goodly)
  • The cover of the book is hard.
  • She worked hard. (not hardly)
  • She is fast.
  • She runs fast. (not fastly)

Slide 14 - Tekstslide

She climbed the stairs _____ (careful)

Slide 15 - Open vraag

Dogs rely on their noses as they can smell ____ ___(extreme / good)

Slide 16 - Open vraag

I tasted the soup (careful)____but it tasted (wonderful)_____.
A
carefully/ wonderfully
B
careful / wonderful
C
careful/ wonderfully
D
carefully /wonderful

Slide 17 - Quizvraag

Melanie quick/ quickly ate her lunch
A
quick
B
quickly

Slide 18 - Quizvraag

She speaks Thai ____, and she knows the culture very ____.
A
fluent / good
B
fluently / well
C
fluent / well
D
fluently / good

Slide 19 - Quizvraag

The young girl sings ___ well for someone her age. Her performance was ___to say the least.
A
amazing / spectacular
B
amazingly / spectacularly
C
amazingly / spectacular
D
amazing / spectacularly

Slide 20 - Quizvraag

If you are continuing on an onward flight, your bags will be transferred ____.
A
automatic
B
automatically
C
automaticly

Slide 21 - Quizvraag

Questions? I'd love to help.
No? 
Make the handout about Adjectives & Adverbs

when finished--> Vocab!  

Slide 22 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het :
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
persoonsvorm
D
bijwoord

Slide 23 - Quizvraag

Het bijwoord zegt iets over:
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bijwoord

Slide 24 - Quizvraag

Het bijwoord eindigt vaak op:
A
lu
B
la
C
loe
D
ly

Slide 25 - Quizvraag

Ik snap het:
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll