U4 les 9 - 02 avril

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Tekstslide

Mardi 02 avril
Le programme pour aujourd'hui :

- Jij kunt de ontkenning (la négation) in zinnen gebruiken;
- Herhaling: jij kunt het werkwoord (le verbe) "aller" vervoegen;
- Jij kunt woorden van Unité 4 (A1 t/m A6) begrijpen en vertallen.

Slide 2 - Tekstslide

Objectif numéro 1
Jij kunt de ontkenning (la négation) in zinnen gebruiken

Slide 3 - Tekstslide

Vertaling van "niet" of "geen" in het Frans

Slide 4 - Woordweb

Niet /geen=
ne...pas

Slide 5 - Tekstslide

Waar staan "ne" en "pas" in een zin?

Slide 6 - Woordweb

ne ....... pas
Waar staat ne...pas?

ne staat voor de persoonsvorm en pas staat erachter.
B.V.: Adam ne danse pas = Adam danst niet.

Slide 7 - Tekstslide

"Il prend le métro" met de ontkenning "niet":
A
Il ne pas prend le métro
B
Il ne prend pas le métro
C
Il prend pas le métro
D
Il prend ne pas le métro

Slide 8 - Quizvraag

Schrijf "je vais à Paris" met de ontkenning "niet":

Slide 9 - Open vraag

"Il habite à Paris" met de ontkenning "niet":

Slide 10 - Open vraag

Regarde bien :
C'est un chien.
Ce n'est pas un chien.
Question : waarom schrijf je "c'" in de eerste zin, en "ce" in de tweede zin?

Slide 11 - Tekstslide

Klinker + klinker (of "h") = POUF !! Apostrophe !

Il ne aime pas la pizza = il n'aime pas la pizza.
Il ne habite pas à Paris = il n'habite pas à Paris.
Regarde ! Ce est un tigre = c'est un tigre.

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf "C'est une jolie chambre" met de ontkening "niet":

Slide 13 - Open vraag

Schrijf "C'est une cuisine" met de ontkening "niet":

Slide 14 - Open vraag

Ne ... pas

Slide 15 - Tekstslide

Maak de volgende zinnen ontkennend (niet meer): Elle habite à Amsterdam.

Slide 16 - Open vraag

Objectif numéro 2
Herhaling: jij kunt het werkwoord (le verbe) "aller" vervoegen

Slide 17 - Tekstslide

        Aller
Gaan 
Je 
Ik ga
Tu 
Jij gaat
Il / elle/ Nourane  
Hij / zij gaat
on 
men gaat
nous 
wij gaan
vous 
jullie gaan / u gaat
Ils / Elles / Thet et Sven
zij gaan
vas
va
vont
allons
vais
allez

Slide 18 - Sleepvraag

Nous .... à PNC (aller)

Slide 19 - Open vraag

Hajar ..... au cinéma (aller)

Slide 20 - Open vraag

Objectif numéro 3
Jij kunt woorden van Unité 4 (A1 t/m A6) begrijpen en vertallen

Slide 21 - Tekstslide

à droite
à gauche
au bout de
le carrefour
le rond-point
la rue
traverser
aller
au coin de
tout droit

Slide 22 - Sleepvraag

Le jardin
La cuisine
Les escaliers
Le garage
Le salon
Le couloir
La salle de bains
La chambre

Slide 23 - Sleepvraag

à la boutique, Liliaya ... un joli tee-shirt
A
continue
B
achète
C
donne sur
D
traverse

Slide 24 - Quizvraag

Wat heb jij vandaag geleerd?

Slide 25 - Woordweb