Bo7 Bep

Break-even-point
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Break-even-point

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je......
1.  .... een break-even-analyse uitvoeren en de resultaten interpreteren.

2. .... de verschillende begrippen rond de break-even-analyse kunnen uitvoeren

3.  .... kan de student het verschil uitleggen tussen vaste- en variabele kosten.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al van het
Break-even-point

Slide 3 - Woordweb

Vragen stellen:

Wat verstaan jullie onder het break-evenpunt in een onderneming?

Welke kostenposten denk je dat belangrijk is bij het bepalen van het break-evenpunt?

Waarom zou een ondernemer willen weten wanneer hij break-even draait?

Kun je een situatie bedenken waarin een bedrijf een hoog break-evenpunt heeft? Wat zou daarvan het gevolg kunnen zijn?

De opdracht
  • We maken samen je opdrachtenblad
  • Per onderdeel is er een stuk uitleg
  • Werk NIET op voor en blijf bij de les. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhaal
Jamal is 24 jaar en heeft sinds een paar maanden een eigen smoothiebar: Fresh & Fit. Elke ochtend opent hij zijn zaak met frisse zin en een glimlach, klaar om de mensen uit de buurt te voorzien van een gezonde boost. Hij maakt heerlijke smoothies met vers fruit, plantaardige melk en een snufje gember of munt voor de echte liefhebbers. De smoothiebar loopt redelijk, maar Jamal maakt zich zorgen: “Hoe weet ik nou zeker of ik winst maak?" "Of verlies?" Hij hoort mensen praten over iets dat het break-evenpunt heet. Dat klinkt ingewikkeld, maar Jamal is vastberaden om het te begrijpen.
  

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhaal
Hij gaat zitten met pen en papier (en een smoothie natuurlijk) en begint zijn kosten op een rijtje te zetten. Jamal weet dat hij elke maand €1.200 betaalt aan vaste lasten: de huur van zijn pand, het gas en licht, en het salaris van zijn parttime hulp. Deze kosten veranderen niet, zelfs als hij geen enkele smoothie verkoopt. Dit noemt hij zijn vaste kosten.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaste kosten:
  • Kosten die je altijd hebt
            -Bijvoorbeeld
                  -loonkosten
                  -huurkosten

  • vaste kosten veranderen niet snel.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhaal
Daarna kijkt hij naar wat het kost om een smoothie te maken. Voor fruit, bekers, rietjes en deksel betaalt hij ongeveer €1,50 per smoothie. Hoe meer smoothies hij maakt, hoe hoger deze kosten worden. Dit zijn variabele kosten.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Variable kosten
  • Kosten die stijgen hoe meer je verkoopt.
            -Bijvoorbeeld
                  -Grondstofkosten
                  -Energiekosten

  • Variable kosten veranderen continu.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kosten formule
Totale kosten = vaste kosten + variable kosten x aantal producten (smoothies)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Om te weten hoeveel hij in totaal kwijt is, maakt hij een rekensom: (Vaste lasten €1200 - variabel €1,50)
Als hij bijvoorbeeld 500 smoothies verkoopt, dan zijn zijn totale kosten:
 
Totale kosten =

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord
 TK = 1.200 + (1,50 × 500) = 1.200 + 750 = €1.950

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbrengst
Opbrengst = verkoopprijs x aantal smoothies


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Jamal verkoopt elke smoothie voor €4,00. Dus als hij 500 smoothies verkoopt, is zijn opbrengst:

Opbrengst =

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhaal
Nu wil Jamal weten wanneer zijn opbrengsten gelijk zijn aan zijn totale kosten. Dat is het moment waarop hij geen winst maar ook geen verlies maakt. Dat heet het break-evenpunt.
Break-evenpunt = (Schrijf de formule op)
 €1.200 : (€4 - €1,50) = 480
 Dat betekent: als Jamal 480 smoothies per maand verkoopt, dan speelt hij precies quitte. Geen winst, geen verlies.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhaal
BEO (Break-Even Omzet) =

Jamal tekent een grafiek. Op de x-as zet hij het aantal verkochte smoothies, op de y-as het bedrag in euro’s. Hij tekent de totale kostenlijn en de opbrengstlijn. De plek waar deze lijnen elkaar kruisen? Dat is zijn break-evenpunt: bij 480 smoothies.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Break-even-punt

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhaal
En als er iets verandert?
 Jamal denkt na over de toekomst. Wat als de huur stijgt? Of als hij zijn smoothies voor €3,50 moet verkopen om klanten te trekken? Hij snapt nu dat hij dan opnieuw zijn break-evenpunt moet uitrekenen. Want dan verandert er iets aan zijn vaste kosten of opbrengsten. Hij kijkt tevreden naar zijn aantekeningen. Door inzicht te krijgen in zijn vaste en variabele kosten, zijn totale kosten, de opbrengsten, en het break-evenpunt, weet hij nu precies waar hij staat. En het mooiste? Als hij meer dan 480 smoothies verkoopt, maakt hij winst.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je......
1.  .... een break-even-analyse uitvoeren en de resultaten interpreteren.

2. .... de verschillende begrippen rond de break-even-analyse kunnen uitvoeren

3.  .... kan de student het verschil uitleggen tussen vaste- en variabele kosten.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maken we van de Break-even afzet de Break-even omzet?
A
break-evenafzet x variabele kosten
B
break-even omzet x verkoopprijs
C
break -even afzet x verkoopprijs
D
brea-even afzet x vaste kosten

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De winst bij break-even is
A
maximaal
B
nul

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Variabele kosten zijn...
A
kosten die hetzelfde blijven als de omzet veranderd
B
kosten die veranderen als de omzet veranderd
C
kosten die elke maand hetzelfde zijn

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Variabele kosten zijn:
A
Afschrijving gebouwen.
B
Huur magazijn.
C
Materiaalkosten.
D
Gereedschapskosten.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De constante kosten zijn:
A
0
B
20.000
C
4.000
D
60.000

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is break-even-omzet?
A
omzet waarbij de totale kosten gelijk zijn aan totale opbrengsten
B
omzet waarbij totale kosten hoger zijn dan totale obprengsten
C
omzet waarbij totale kosten lager zijn dan totale opbrengsten
D
aantal verkochte producten waarbij er geen winst of verlies is

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies