Nederlands Woordsoorten

Nederlands woordsoorten
Gemaakt door Aniek, Merel, Maartje, Naomi en Zoë
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Nederlands woordsoorten
Gemaakt door Aniek, Merel, Maartje, Naomi en Zoë

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al over woordsoorten (zn, olw, blw, bn en het telwoord)?

Slide 2 - Open vraag

Zelfstandig naamwoord (zn)
  • Is een mens, dier of ding
  • Er kan altijd de of het voor (behalve voor eigen namen)
  • Eigen namen (mensen, plaatsen of landen)

Slide 3 - Tekstslide

Lidwoord
  • Olw en Blw (onbepaald lidwoord en bepaald lidwoord)
  • Olw = een
  • Blw = de, het

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoegelijk naamwoord (bn)
  • Zegt iets over mens, dier of ding oftewel het zn
  • Er kunnen meerdere bijvoegelijke naamwoorden in de zin staan
  • Voorbeelden: de rode auto; het grote, rode huis

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdtelwoord
  • Een hoofdtelwoord geeft een aantal of een nummer weer
  • Zoals: Vijf, miljoen en drie
  • Beide is ook een hoofdtelwoord want dat geeft altijd een tweetal weer

Slide 6 - Tekstslide

Rangtelwoord
  • Rangtelwoorden geven een opsomming aan
  • zoals: vijf -> vijfde, drie -> derde
  • of: honderd -> honderdste, twintig -> twintigste

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Eigen namen
B
de of het
C
Mens, dier of ding
D
vijfde

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent olw?
A
onlogisch lidwoord
B
onbepaald leidend werkwoord
C
onverschillig lidwoord
D
onbepaald lidwoord

Slide 9 - Quizvraag

Blw
Olw
Een
De
Het

Slide 10 - Sleepvraag

In welke zin staat een bn?
A
Hij heeft een paar schoenen gekocht.
B
Het konijn eet een wortel.
C
De aap eet een roze banaan.
D
Aniek heeft een groen hoofd.

Slide 11 - Quizvraag

In welke zin staan twee telwoorden?
A
Hij kwam laat aan.
B
Hij begon als laatste in de race maar kwam als eerste aan.
C
Hij was veel te vroeg.
D
Aniek moet vijfentwintig minuten fietsen naar school.

Slide 12 - Quizvraag

Maak een zin waarin alle woordsoorten voorkomen die we hebben behandeld. (zn, olw, blw, bn en een tw)

Slide 13 - Open vraag

Wat is het verschil tussen hoofdtelwoord en het rangtelwoord?

Slide 14 - Open vraag

Noem zoveel mogelijk
zelfstandig naamwoorden.
timer
0:30

Slide 15 - Open vraag

Noem zoveel mogelijk
bijvoeglijk naamwoorden.
timer
0:30

Slide 16 - Open vraag

Einde!!!!!!!

Slide 17 - Tekstslide