Rekenen verhoudingen intro + tabel

Doel
  • Je weet dat 2 (of meer) onderwerpen (grootheden) zich met elkaar kunnen verhouden
  • Je kent de verhouding tabel
  • je kunt de verhouding tabel toepassen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Doel
  • Je weet dat 2 (of meer) onderwerpen (grootheden) zich met elkaar kunnen verhouden
  • Je kent de verhouding tabel
  • je kunt de verhouding tabel toepassen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

3

Slide 3 - Video

06:46
Wat kost een kilo druiven?

Slide 4 - Open vraag

06:51
3 voor €1,98. Hoeveel kosten 9 stuks?

Slide 5 - Open vraag

06:57
Hoeveel kost 750 gram druiven?

Slide 6 - Open vraag

Verhoudingen
  • Een verhouding met twee of meer grootheden
  • Grootheden: prijs, gewicht, aantal, afstand, tijd etc.
  • Verhoudingtabel

Slide 7 - Tekstslide

Verhoudingtabel
Prijs
€1,50
? = 
Gewicht
500 gram
750 gram

Slide 8 - Tekstslide

Oefening....

Slide 9 - Tekstslide

Jan leest 430 blz in 1075 minuten.
Hoeveel blz leest Jan in 10 minuten?

Slide 10 - Open vraag

200 waxinelichtjes voor €8,00. Prijs per waxinelichtje?

Slide 11 - Open vraag

200 waxinelichtjes kosten €8,00. Wat kosten 20 waxinelichtjes?

Slide 12 - Open vraag

200 waxinelichtjes kosten €8,00. Wat kosten 63 waxinelichtjes?

Slide 13 - Open vraag

150 cm gordijnstof kost €7,50.
Wat kost 600 cm gordijnstof?

Slide 14 - Open vraag

6,00 per 2 kilogram.
Hoeveel kost 0,5 kilogram?

Slide 15 - Open vraag

  • Je kunt verhoudingen met elkaar vergelijken
  • De verhouding gelijk maken
  • De verhouding bij iedere aanbieding terug brengen naar per stuk
verhouding met elkaar vergelijken:

Slide 16 - Tekstslide

Welke aanbieding  
is goedkoper?

Slide 17 - Tekstslide


Welke aanbieding is goedkoper?
3 stuks voor €5,00
2 stuks voor €2,99

Slide 18 - Open vraag

Uitwerking
aantal
3
prijs
€5,00
Aantal
2
Prijs
€2,99

Slide 19 - Tekstslide

verhouding en breuken
  • Een breuk is een verhouding
  •  1/4 = een van de vier = 1 : 4
  • 2/5 = twee van de vijf = 2 : 5

  • Stel twee van de negen (2/9) mensen gaan in Enschede met het openbaar vervoer. In totaal heeft Enschede 162.000 inwoners. Hoeveel inwoners maken gebruik van het OV?

Slide 20 - Tekstslide

Uitwerking
2/9 van 162.000 = 

of met de verhouding tabel:
inw. met OV
2
Totaal inw.
9
1
162.000

Slide 21 - Tekstslide

Andersom...
Stel 36.000 inwoners uit Enschede van de in totaal 162.000 maakt wel eens gebruik van het OV. Wat is de verhouding van de inwoners met OV ten opzichte van het totaal aantal inwoners?
vereenvoudig de verhouding zo klein mogelijk


inw. met OV
36.000
36
18
2
Totaal inw.
162.000
162
81
9

Slide 22 - Tekstslide

of het totaal uitrekenen...
Stel 2 van de 9 mensen uit Enschede gaat wel eens met het OV. Dit zijn 36.000 mensen. Hoeveel inwoners heeft Enschede in totaal?
inw. met OV
2
36.000
Totaal
9
?

Slide 23 - Tekstslide

2 op de 7 fietsen hebben elektrische ondersteuning. In totaal staan er 868 fietsen in de stalling, hoeveel fietsen hebben ondersteuning?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide


Wat kost deze kaas (afronden op 2 decimalen)?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Sommen oefenen
11.1 en 11.2

Slide 28 - Tekstslide