Herhalingsles

1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning
08/02 Par. 4.2 Het Rijk van de Franken
09/02 Par. 4.2 Het Rijk van de Franken
15/02  Par. 4.3 Een agrarische samenleving
16/02 SO par. 4.2 en 4.3
Voorjaarsvakantie
01/03 Par. 4.4 De verspreiding van...
02/03  Par. 4.4 De verspreiding van...
08/03 Par. 4.5 De islam
09/03 Par. 4.6 Het rijk van de Karolingen...
15/03 Herhalingsles
16/03: Repetitie H4

Slide 2 - Tekstslide

Planning
1. Oefentoets maken en bespreken
2. Vragen stellen
3. Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het einde van de les weet ik:
- wat ik moet leren voor de repetitie
- voel ik mijn goed voorbereid voor de repetitie.

Slide 4 - Tekstslide

Een belangrijke taak van monniken in kloosters was
het overschrijven van boeken. Bedenk welk nadeel dit heeft.
timer
3:00

Slide 5 - Open vraag

Na de dood van Mohammed veroverden zijn opvolgers in korte tijd het hele Midden-Oosten en delen van Afrika en Europa. Kies steeds of iets een oorzaak óf een gevolg van deze snelle veroveringen was.
timer
3:00
De Arabische cultuur breidde zich uit tot in Zuid-Spanje.
De Byzantijnen en Perzen in het Oost-Romeinse Rijk waren verzwakt door onderlinge oorlogen.
De islam verspreidde zich verder over het Midden-Oosten tot in Afrika en Azië.

De moslims waren extra fanatiek, omdat hen een plaats in het paradijs was beloofd als zij zouden sneuvelen in de strijd.


Oorzaak

Oorzaak
Gevolg
Gevolg

Slide 6 - Sleepvraag

Beschrijf hoe de islam zich verspreidde nadat
Mohammed zijn visioenen van de aartsengel Jibriël (Gabriël) had gekregen.
timer
3:00

Slide 7 - Open vraag

Noem drie oorzaken waardoor de macht
van de Karolingische koningen afnam na de dood van Karel de Grote.
timer
3:00

Slide 8 - Open vraag

Welke belangrijke gebeurtenis vond plaats
in de christelijke kerk in het jaar 1054?
timer
3:00

Slide 9 - Open vraag

Monniken waren belangrijk voor het
behoud van de klassieke cultuur. Leg dat uit.
timer
3:00

Slide 10 - Open vraag

Met welke gebeurtenis begint
de islamitische jaartelling?
timer
3:00

Slide 11 - Open vraag

Leg uit waarom de feodale verhoudingen vanaf
halverwege de 9e eeuw minder goed uitpakten voor de koningen.
timer
3:00

Slide 12 - Open vraag

Noem drie oorzaken waardoor de macht van de
Karolingische koningen afnam na de dood van Karel de Grote.
timer
3:00

Slide 13 - Open vraag

Ik weet wat ik moet leren voor de repetitie.
0100

Slide 14 - Poll

Ik voel mij goed voorbereid voor de repetitie.
0100

Slide 15 - Poll

Ik heb vandaag veel geleerd.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Het leven in de Middeleeuwen:
  • Weinig kennis
  • Slechte oogst leidde tot hongersnoord
  • Veel geweld

Gevolgen = geloven in God. 

Slide 17 - Tekstslide

Het leven in de Middeleeuwen:
De geestelijken moesten voor de gelovigen bidden, lezen uit de Bijbel, de armen helpen en de zieken verzorgen in ruil voor TIENDE (belasting, vaak een deel van de oogst)!

*geestelijken: iemand die in dienst is van de kerk

Slide 18 - Tekstslide

Wat gebeurd er met Rome na het val van het Romeinse Rijk?
De Visigoten (Gemaans volk)
plunderen de stad.
Wie schuld was het? 
  • De Romeinen gaven de christenen
  • de schuld. 
  • De christenen vonden het anders:
  • Rome was een stad vol met zonden.

Slide 19 - Tekstslide

De Geestenlijkheid
  • Hoge geestelijken (kregen ook gebieden in leen)
De paus
De bisschoppen

  • Lage geestelijken (leefden heel eenvoudig)
De priesters
De monniken en nonnen

Slide 20 - Tekstslide

Kerkvarders...
Kerkvader = iemand die in de eerste eeuwen van het christendom de leer van de christelijke kerk in hun boeken vastleggen. 

Slide 21 - Tekstslide

Augustinus
Vond niet erg dat Rome werd geplunderd door de Visigoten.  
Het leven hier op aarde is onbelangrijk. Het echte leven begin pas na je dood.
Alleen mensen die goed leefden en in Christus geloofden, zouden met God wonnen in de "Stad van God". 

Slide 22 - Tekstslide

Paleizen
Klooster

Slide 23 - Tekstslide

Leven in een klooster
  • Bidden
  • Landbouw
  • De zieken verzorgen
  • School
  • Boeken overschrijven
  • Zingen
  • Pacht ontvangen (sommige kloosters hadden een gebied in leen of in eigendom).

Slide 24 - Tekstslide

In het werkelijkheid...
  • Veel kloosters waren rijk, want ze ontvingen grond leenheer. 
  • De abt had zijn eigen leenmannen, die hen steunden bij oorlog.
  • Hoge geestenlijken leefden in luxe, terwijl de lage edelen en de gewonnen mensen aan honger hadden. 

Slide 25 - Tekstslide

Missionarissen

  • Bonifatius
  • Willibrord

Slide 26 - Tekstslide

Bonifatius
Engelse missionaris.
Predikten aan de Friezen (Nederland en Duitsland).
Hakte de heillige Donareik. Gevolg = Friezen bekeerden tot het christendom. 

Slide 27 - Tekstslide

Willibrord
Engelse missionaris. 
Doel: het christelijke (katholieke) geloof aan de Friezen verspreiden (desnoods met geweld).

Tijdgenoot van Bonifatius.

Slide 28 - Tekstslide

Koning Clovis laat zich dopen
De koning wordt in 496 katholiek, hierdoor kreeg hij meer steun van de oorspronkelijk bevolking van Frankrijk (bijv. van de bisschoppen).

Slide 29 - Tekstslide

Karel de Grote drong de Saksen met geweld christenen te worden, nadat hij hun leider Widukind had verslagen.

1050: heel West-Europa was tot het christendom bekeerd.

Slide 30 - Tekstslide

Standensamenleving
De samenleving was gedeeld in drie groepen, de standen. Ieder had zijn eigen plek en taak
  • 1. Geestelijken
  • 2. Adel (hoge en lage adel. 
Koning, graaf, hertog, leenmannen, ridders...
  • 3. Boeren

Slide 31 - Tekstslide

Mekka in de Middeleeuwen

Slide 32 - Tekstslide

Mekka in de Middeleeuwen
Lag aan een kruispunt = veel handelaren = veel handel. Rustige ligging. 

 De Ka'aba: "het huis van God", bestaat vóór Mohammed profeet werd.
 Het Zwarte Steen 

Slide 33 - Tekstslide

Hoe is de islam ontstaan?
  • Midden-Oosten: Mekka
  • Mohammed, 40 jaar oud
  • Boodschap van engel Gabriël. 
  • In die tijd geloofden mensen in meerdere goden.
  • Mohammed en zijn volgenlingen worden in 622 uit Mekka verjaagd = het begin van de islamistische jaartelling (2019 = 1440)
  • Mohammed vluchtte naar Medina = hedsjra

Slide 34 - Tekstslide

Medina
  • Mohammed is nu een profeet van Allah.
  • Vele bekeren zich tot de islam. 
  • Mohammed gaat terug naar Mekka en voert een godsdienst oorlog. 
  • Bij de Ka'aba mocht vanaf nu alleen tot Allah bidden. 

Slide 35 - Tekstslide

Het Arabische Rijk
De kaliefen (Mohammed opvolgers) veroverden binnen 100 jaar het hele Midden-Oosten, Noord-Afrika, Portugal en grote delen van Spanje.

Het Arabische Rijk bereikte de grens van het Frankische Rijk...

Slide 36 - Tekstslide

De veroveringen en de verspreiding
  • De Byzantijnen en de Perzen waren verzwakt (oorlog).
  • Deelnemen aan de jihad = plekje krijgen in de helmel
  • Vele bekeerde zich tot de islam. 
  • Christenen en joden mochten hun eigen geloof houden, maar moesten een speciale belasting betalen. 
  • Handelaren brachten de islam naar vere gebieden. 

Slide 37 - Tekstslide

De Franken vs de Arabieren
732, de Slag bij Poitiers. 
Karel Martel verslag de Arabieren. 

Hoe?  
De Franken kenden het gebied, 
het leger was groter en ze waren
gewend aan het weer.

Slide 38 - Tekstslide

Leren van elkaar
De arabieren hadden in de Middeleeuwen veel kennis op het gebied van:
Geneeskunde ( goede hygiëne en leren hoe het menselijk lichaam in elkaar zit).
Wiskunde: cijfers 0 t/m 9 ivp Romeinse cijfers.
Aardijkskunde: topogratie = kaarten maken van nieuwe veroverde gebied.

Slide 39 - Tekstslide

Kalief Harun al Rashid (786-809)
Bagdad (Irak) in de middeleeuwen:
  • Mijljoen inwoners.
  • Welvarende stad: karavanen met producten uit alle streken (porselein en zijde uit China, specerijen uit India, goud en ivoor uit Afrika, slaven en wapens uit Europa).
  • Opgeleide ambtenaren (belasting inning, rechtspreken en boodschappen doorgeven).

Slide 40 - Tekstslide

De deling van het Karolingische Rijk
Karel de Grote: gestorven in 814.
Zijn zoon, Lodewijk de Vrome, krijgt de macht over het rijk. 

Slide 41 - Tekstslide

De deling van het Karolingische Rijk
 De zonen van Lodewijk de Vrome hadden veel ruzie om de erfenis. Lodewijk verdeelde zijn rijk over zijn drie zonen: West-Frankische Rijk, het Oost-Frankische Rijk en het Middenrijk.

Slide 42 - Tekstslide

De deling van het Karolingische Rijk
  • Het Middenrijk viel uit elkaar en werd verdeeld tussen de beide rijken. 
  • Toen waren er geen Karolingen koningen meer. Er waren andere koningen in hun plaats gekomen. 

Slide 43 - Tekstslide




Waar komen Vikingen vandaan
Waar komen de vikingen vandaan?

Slide 44 - Tekstslide

  • 'vik' betekent zoiets als fjord

  • De vikingen in  Noorwegen woonden bij fjorden.

Slide 45 - Tekstslide

Herkomst
  • De Vikingen waren een Germaanse volk. 

  • Ze kwamen uit Scandinavië: Noorwegen, Denemarken, Finland en Zweden.

  • 800-1000

Slide 46 - Tekstslide

Vikingen
  • Bevolkingsgroei = onvoldoende landbouwgrond = op zoek naar een nieuwe land!
  • Geloof: alléén dappere mensen zouden naar de Walhalla (hemel) gaan.

Slide 47 - Tekstslide

Handel en rooftochten
  • Vikingen deden aan handel
  • Maar gingen ook vaak op rooftocht
  • Met veel geweld!

Slide 48 - Tekstslide

Vikingen
  • Plundertochten.
  • Snelle schepen = De Drakar
  • De goede rivieren zorgden dat de Vikingen diep het land in konden varen.

Slide 49 - Tekstslide

Leif Eriksson
Leif Eriksson was een IJslandse ontdekkingsreiziger die wordt beschouwd als de eerste Europeaan die, bijna 500 jaar eerder dan Christoffel Columbus, voet zette op Noord-Amerikaanse grond en noemde het Vinland.

Slide 50 - Tekstslide

Afnemende macht van koningen
  • De karolingen zijn geen koningen meer. 
  • De nieuwe koningen van het West- en Oost-Frakische Rijk worden gekozen door de adel en werden gezien als gelijken. Hierdoor hadden de koningen weinig macht. 
  • De koning regeerde alleen en liet zich zelden zien. 
  • Hertogen en graven beschouwden het gebied in leen als  persoonlijke eigendom.

Slide 51 - Tekstslide

Roofheren en 
Lagere heren werden vanaf het jaar 1000 "de baas". 
Deze heren en hun ridders roofden dorpjes en steden. 

Hun uitvalbasis was vaak een kasteel. 

Slide 52 - Tekstslide

Roofheren en roofridders
Vaak waren er ruzies tussen heren. Dan werden de domeinen platgebrand. 

Een kasteel bod een schuilplaats voor de boeren. 



Slide 53 - Tekstslide

Roofheren en roofridders
Reizigers (handelaren, pelgrims, etc) moesten tol betalen in ruil voor bescherming van het kasteel.

Tol werd vooral in natura betaald. 

Slide 54 - Tekstslide