Antwoorden leren formuleren H4

Antwoorden leren formuleren bij geschiedenis in H4
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisBeroepsopleiding

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Antwoorden leren formuleren bij geschiedenis in H4

Slide 1 - Tekstslide

Probleem
Leerlingen kunnen steeds minder goed correcte antwoorden formuleren bij het vak geschiedenis.
De vraag is hoe kunnen we onze havo-4 leerlingen een wijze van correct formuleren aanleren waarvan ze profijt hebben in havo-5 en op het centraal examen.

Slide 2 - Tekstslide

Taalvaardigheid leerlingen
  •  Uit allerlei onderzoeken blijkt dat Nederlandse scholieren steeds minder taalvaardig worden. (Pisa 2018 & Pirls 2023). 
  • We zien dat vooral terug in de media als het gaat over de leesvaardigheid.

Slide 3 - Tekstslide

Univesiteitskrant UU
24/01/2023
Artikel n.a.v. Pirls 
2/5/2023

Slide 4 - Tekstslide

Waar lopen we dan tegenaan bij geschiedenis?
  •  Leerlingen lezen duidelijk minder goed dan voor Corona. (bron Cito Toets en Itemanalyse CE 2022)
  • Er is een duidelijke knip waarneembaar tussen 2019 en de jaren na Corona.
  • Dit komt duidelijk naar voren in de p-waarde. Voor Corona was deze rond de 55 en in 2022 47,4. Ook bij vwo is er een duidelijke knip waarneembaar.
  • Ter info bij de p-waarde is het laagste kwartiel leerlingen niet meegenomen.

Slide 5 - Tekstslide

Waar lopen we dan tegenaan?
  •  Vragen waarbij leerlingen kennis moeten combineren met een historische vaardigheid en dat in combinatie met een bron/ lange vraaginleiding werden erg slecht gemaakt (p- waarde onder 30).
  • Daarnaast vinden leerlingen het erg moeilijk dat sinds Corona er nieuwe  onderwerpen zijn die niet duidelijk zijn afgebakend in de tijd(ze overstijgen de tijdvakken).
  • Hierdoor moeten leerlingen specifieke kennis meer verspreid toepassen in het examen.

Slide 6 - Tekstslide

De slechtst gemaakte vraag in 2022 
De protestbeweging die eind jaren 1960 ontstond onder jongeren in West-Duitsland was radicaler dan in andere West-Europese landen. Volgens sommige historici was een oorzaak hiervan dat het conflict tussen oudere en jongere generaties in West-Duitsland heviger was dan in andere landen in Europa.
Verklaar waardoor het generatieconflict in West-Duitsland heviger was, waarbij je je antwoord ondersteunt met een kenmerkend aspect uit de eerste helft van de twintigste eeuw. (2p)

Slide 7 - Tekstslide

Antwoord
maximumscore 2
Voorbeeld van een juist antwoord is:
• De jongere generatie in Duitsland vond het moeilijk om respect op te
brengen voor de oudere generatie, die schuldig was aan / mede verantwoordelijk was voor het aan de macht komen van Hitler / het ontketenen van de Tweede Wereldoorlog / de moord op Joden en andere bevolkingsgroepen 1
• wat past bij (een van de volgende): 1
 'het in praktijk brengen van (de totalitaire ideologie)nationaalsocialisme'.
 'het voeren van twee wereldoorlogen'.
 'racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonderop de joden'.

Slide 8 - Tekstslide

Wat maakt deze vraag zo moeilijk?
Deze vraag is lastig omdat er wordt gevraagd naar reproductiekennis (kenmerkend aspect, waar ze overigens alleen punten voor krijgen als de uitleg goed is....).
historische vaardigheid -> oorzaak- gevolg redenatie
lastige woorden als "protestbeweging"/ "radicaler"/ "generatie" en "generatieconflict"
Het antwoord moet een verklaring bevatten dat wordt ondersteund met een Kenmerkend Aspect.

Slide 9 - Tekstslide

Analyse instrument
  •  Om docenten te helpen om examenvragen te analyseren is er een analyse instrument ontwikkeld voor examenvragen geschiedenis.
  • Met wat aanpassingen is dit instrument ook zeker te gebruiken voor andere zaakvakken als economie, aardrijkskunde en biologie.

Slide 10 - Tekstslide

Waaruit bestaat het analyse instrument?
Het analyse instrument kijkt naar een drietal aspecten om de vraag te analyseren:
  1. Talige complexiteit
  2. Taxonomie van Bloom
  3. Historisch denken en redeneervaardigheden

Slide 11 - Tekstslide

Talige complexiteit
Valt uiteen in een tweetal aspecten
  • Complexiteit taal hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen lexicale complexiteit (moeilijke woorden: radicaal) en syntactische complexiteit (zinsopbouw, lange zinnen met een grote informatie dichtheid).
  • Complexiteit vaktaal; historische begrippen (bv generatieconflict)  en structuurbegrippen (oa oorzaak- gevolg, continuïteit, feit en mening).

Slide 12 - Tekstslide

Talige complexiteit
  • De talige complexiteit pleit voor taalgericht vakonderwijs.
  • Leerlingen hebben veel moeite met het lezen van de vraag, de bijbehorende bronnen en het formuleren van een uitgebreid antwoord. (havo leerlingen formuleren vaak op de wijze van grote stappen snel thuis)
  • De taal die we bij geschiedenis gebruiken staat voor veel leerlingen af van het dagelijks taalgebruik van leerlingen.

Slide 13 - Tekstslide

Taalgericht vakonderwijs 
  • Het probleem van achterblijvende taalvaardigheid is alleen te ondervangen door expliciet aandacht te geven aan taalvaardigheid.
  • Bij taalgericht vakonderwijs worden expliciet taaldoelen gesteld die contextrijk zijn , interactief zijn en waarbij de docent taalsteun biedt.
  • Bij taalgericht vakonderwijs gaat het om het leren gebruiken van de historische vaktaal. (historische begrippen en structuurbegrippen)
  • Het verwerven van historische kennis en vaardigheden staat voor maar dan wel hand in hand met het bevorderen van taalvaardigheid.

Slide 14 - Tekstslide

Taxonomie van Bloom
Om te bepalen wat het niveau is van de vraag maakt dit analyse instrument gebruik van de taxonomie van Bloom.
  • Kennis en begrip (kennis van historische begrippen en structuurbegrippen)
  • Toepassing (kennis gebruiken in een onbekende situatie)
  • Analyse (leerling brengt onderdelen met elkaar in verband)
  • Synthese en evaluatie. (leerling heeft een beargumenteerd oordeel en komt tot een standpunt)
Deze vraag bevraagt de niveau's tot en met analyse.

Slide 15 - Tekstslide

Historisch denken en redeneren
De laatste stap uit dit analyse instrument is het historisch redeneren.Historisch redeneren wordt onderverdeeld in:
  • Type van gevraagde redenering (beschrijven/ verklaren)
  • Contextualiseren (o.a. wie is de maker van de bron, wanneer gemaakt etc.)
  • Argumentatie (het onderbouwen van beweringen over het verleden)
  • Redeneren met en over bronnen of zonder bronnen.
Vaak wordt er een combinatie van redeneren gevraagd.

Slide 16 - Tekstslide

Maar hoe doen we dat dan in de les?
  1. Technisch kijken, concreet hoeveel punten levert deze vraag op en welk onderdeel geeft mij een punt.
  2. Wat voor redenering wordt er gevraagd? Beschrijven of verklaren?
  3. Welke kennis is er nodig om de vraag te beantwoorden? Wat moet de leerling concreet weten?
  4. De leerling formuleert het antwoord -> de leerling herhaalt een gedeelte van de vraag in zijn antwoord en koppelt de antwoordelementen aan de vraag met koppelwoorden (waardoor, omdat etc.)

Slide 17 - Tekstslide

Maar hoe doen we dat dan in de les?
  1.  2 punten -> 1 voor redenatie en 1 voor kenmerkend aspect.
  2. Er wordt gevraagd naar een verklaring voor het hevige generatieconflict in West- Duitsland.
  3. Leerlingen hebben kennis van historische begrippen zoals protestbeweging, generatieconflict en West- Duitsland.
  4. De leerling formuleert een antwoord op de vraag waarom het generatieconflict in West- Duitsland heviger was dan in de rest van West- Europa en koppelt dat aan het kenmerkend aspect.

Slide 18 - Tekstslide

Maar hoe doen we dat dan in de les?
We nemen als voorbeeld de vraag over het generatieconflict in West- Duitsland.
  • Deze vraag is lastig vanwege een aantal moeilijke woorden/ begrippen en door het leggen van een oorzaak- gevolg verband gebeurtenis in deze vraag.
  • Extra moeilijkheid om punten te scoren is dat ze alleen een punt krijgen voor het KA als ze het juiste oorzaak gevolg verband leggen.
Dus alleen reproductieve kennis wordt niet beloond in deze vraag.

Slide 19 - Tekstslide

Hoe gebruiken we het instrument bij een tekstbronvraag?
  1. Technisch
  2. Wat voor soort redenering wordt er gevraagd? Beschrijven of verklaren?
  3. Welke kennis is er nodig? Wat moet de leerling weten?
  4. De leerling past de kennis toe op de bron. Leerling heeft kennis van de context en weet wat de begrippen betekenen.
  5. De leerling weet welke informatie nodig is en kan de bron gericht analyseren. Leerling zoekt gericht en selecteert de bronfragmenten.
  6. Leerling formuleert het antwoord.

Slide 20 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Ga zelf aan de slag met de vraag over Kohl en de Europese Unie.

  • Analyseer de vraag volgens het analyse instrument.
  • Bedenk welke knelpunten leerlingen tegen zullen komen in formuleren van een antwoord op de vraag.

PS antwoorden staat op de achterzijde van de pagina.

Slide 21 - Tekstslide

Hoe kunnen we onze leerlingen  concreet helpen?
  • Allereerst door ons bewust te zijn van de problemen waar de leerlingen tegen aan lopen.
  • Onze opvatting bij het vak geschiedenis moet minder gericht zijn op het overbrengen van vakinhoud maar meer gericht zijn op taalvaardig maken van onze leerlingen-> dit vereist een andere houding van de docent!
  • De focus moet van 90% inhoud naar 70% inhoud en dus meer aandacht voor (vak) taal.
  • Gebruik maken van het analyse instrument

Slide 22 - Tekstslide

Hoe kunnen we onze leerlingen concreet helpen?
  • Leerlingen een versimpelde en werkbare versie aanleren van dit instrument.
  • Minder vragen in de eerste toetsen zodat leerlingen tijd hebben om het analyse instrument daadwerkelijk te gebruiken
  • Eventueel dit analyse instrument als "ondersteuningskaart" geven bij de eerste geschiedenistoetsen in Havo 4.
  • Nadruk blijven leggen op taalvaardigheid in de lessen en op het gebruik van het analyse instrument door docenten en leerlingen.

Slide 23 - Tekstslide