Unit 4 - 1 KGT - Present Simple

Present Simple
Je gebruikt de present simple als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt. Je gebruikt dan het hele werkwoord. (Bijvoorbeeld: I walk to school every day).

Je kunt het vaak herkennen door woorden als: often, always, never, every day etc.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Present Simple
Je gebruikt de present simple als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt. Je gebruikt dan het hele werkwoord. (Bijvoorbeeld: I walk to school every day).

Je kunt het vaak herkennen door woorden als: often, always, never, every day etc.

Slide 1 - Tekstslide

Video
Op de volgende slide vind je een link naar een video. Bekijk deze video en ga vervolgens verder met deze slides.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Present Simple bevestigend
I write a message
You write a message
He/she/it writes a message
We write a message
You write a message
They write a message

Slide 4 - Tekstslide

Present Simple
Zoals je op de vorige slide kon zien komt er bij he, she en it (de shit-regel) of iets wat je kunt vervangen voor he, she en it (een naam bijvoorbeeld) een -s achter het werkwoord.

Voorbeelden:
My father always meets me at soccer practise. 
Caitlin thinks she's the boss.
He loves her very much.

Slide 5 - Tekstslide

Present Simple
Als een werkwoord eindigt op een -o, plak je er bij he, she, en it
-es achter in plaats van alleen een -s. 
Voorbeeld:
I go to school - he goes to school
I do the dishes - she does the dishes

Slide 6 - Tekstslide

Present Simple - ontkennend
Bij de Present Simple maak je de zinnen ontkennend door don't of doesn't voor het hele werkwoord te zetten. Doesn't gebruik je bij de shit-regel. Don't bij I, you, they, we, en alle meervoudsvormen.
I don't want any pasta.
He doesn't like to go to school.
We don't walk to the gym.

Slide 7 - Tekstslide

Present Simple - vragend
Je maakt de Present Simple vragend door do of does aan het begin van de zin te zetten. Does gebruik je bij de shit-regel. Do gebruik je bij I, you, we, they en alle meervoudsvormen.
Voorbeelden:
Do I like you?
Does he like to play football?
Do we want to go to school?

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
Op de volgende slide vind je een link naar een opdracht. Maak deze opdracht in je schrift. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link