In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wanneer je aardgas en zuurstof verbrand ontstaat?
A
koolstofmonoxide + waterdamp en warmte
B
koolstofdioxide + waterdamp en warmte
C
koolstofdioxide + warmte
D
stikstof + warmte
Slide 2 - Quizvraag
Een stof heeft meerdere eigenschappen en vaak één kenmerkende eigenschap.
Maak de zinnen kloppend.
herken je aan de kleur.
herken je aan de smaak.
herken je aan de geur.
herken je aan de brandbaarheid.
Koper
Zout
Chloor
Diesel
Slide 3 - Sleepvraag
Stofeigenschappen zijn:
A
Kleur, massa, toepassing
B
Balans, functie, smelttemperatuur
C
Massa, vorm, geur, dichtheid
D
Kleur, dichtheid, smelttemperatuur
Slide 4 - Quizvraag
Op een fles verfverdunner staat: Licht ontvlambaar. Schadelijk bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid. Welke pictogrammen horen op de fles verfverdunner te staan?
D
C
B
A
A
pictogrammen A en C
B
pictogram B en C
C
pictogrammen C en D
D
pictogrammen A en D
Slide 5 - Quizvraag
Stofeigenschappen van suiker zijn:
A
wit en zoet
B
kleur en gewicht
C
geur, kleur en smaak
D
kleur en smaak
Slide 6 - Quizvraag
Wat zien wij hier?
A
Toepassingsgebieden
B
Gevarensymbolen
C
Niet mengen!
D
Pictogrammen
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de betekenis van dit gevarensymbool?
A
Giftig
B
Ontvlambaar
C
Corrosief
D
Schadelijk
Slide 8 - Quizvraag
Met een ............. kun je de massa van een voorwerp bepalen.
A
weegschaal
B
maatcilinder
Slide 9 - Quizvraag
Je meet massa in ..................
A
gram of kilogram
B
milliliter of liter
Slide 10 - Quizvraag
De massa van een voorwerp zegt iets over de hoeveelheid stof van een voorwerp.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Welke van de volgende maten is geen eenheid van volume
A
mL
B
dm3
C
kg
D
m3
Slide 12 - Quizvraag
86 g = .............. kg
A
860
B
8,6
C
0,86
D
0,086
Slide 13 - Quizvraag
Je hebt een doos met een volume van 1 dm3. Hoeveel milliliter past er in de doos?
A
1 mL
B
10 mL
C
100 mL
D
1000 mL
Slide 14 - Quizvraag
Een suikerklontje heeft een volume van 4,5 cm3 en een massa van 3 gram. Het doosje waarin de suikerklontjes zitten heeft een lengte van 10 cm, een breedte van 15 cm en een hoogte van 4 cm. Hoeveel suikerklontjes zitten er in de doos?
A
44
B
133
C
134
D
200
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het volume van de steen?
A
15 mL
B
16 mL
C
17 mL
D
18 mL
Slide 16 - Quizvraag
Een blok aluminium heeft een massa van 150 gram en een volume van 50 cm³. Bereken de dichtheid van het aluminium.
A
3 g/cm3
B
4 g/cm3
C
7 g/cm3
D
9 g/cm3
Slide 17 - Quizvraag
Een stuk lood heeft een dichtheid van 11,34 g/cm³ en een volume van 25 cm³. Bereken de massa van het lood.
A
289,5 g
B
283,5 g
C
287,5 g
D
290,5 g
Slide 18 - Quizvraag
Een kubus van tin heeft een massa van 90 gram. Als de dichtheid van tin 7,29 g/cm³ is, wat is dan het volume van de kubus?
A
12,33 cm³
B
9.7 cm³
C
16.23 cm³
D
14.25 cm³
Slide 19 - Quizvraag
Een blokje koper heeft een dichtheid van 8,96 g/cm³ en een volume van 75 cm³. Bereken de massa van het koperblokje.
A
652 g
B
762 g
C
236 g
D
672 g
Slide 20 - Quizvraag
Een cilinder van goud heeft een massa van 400 gram en een dichtheid van 19,32 g/cm³. Wat is het volume van de cilinder?
A
16.82 cm³
B
19.7 cm³
C
20,69 cm³
D
23.68 cm³
Slide 21 - Quizvraag
Een rechthoekig blok zink heeft een volume van 40 cm³. Als de massa van het blok 285 gram is, wat is dan de dichtheid van zink?
A
7,125 g/cm³
B
5,598 g/cm³
C
7,695 g/cm³
D
9.356 g/cm³
Slide 22 - Quizvraag
Een bol van nikkel heeft een volume van 200 cm³. Als de dichtheid van nikkel 8,91 g/cm³ is, wat is dan de massa van de bol?
A
1522 g
B
1782 g
C
1892 g
D
900 g
Slide 23 - Quizvraag
Een stuk titanium heeft een massa van 125 gram en een volume van 30 cm³. Bereken de dichtheid van titanium.
A
4,17 g/cm³
B
4,56 g/cm³
C
4,05 g/cm³
D
4,26 g/cm³
Slide 24 - Quizvraag
Een kubusvormig blok beton heeft een massa van 900 gram. Als de dichtheid van beton 2,3 g/cm³ is, wat is dan het volume van het blok?
A
375,3 cm³
B
402,6 cm³
C
320,3 cm³
D
391,3 cm³
Slide 25 - Quizvraag
Een bol diamant heeft een volume van 10 cm³. Als de massa van de diamant 35 gram is, wat is dan de dichtheid van diamant?
A
3,5 g/cm³
B
3,2 g/cm³
C
3,7 g/cm³
D
3,3 g/cm³
Slide 26 - Quizvraag
De dichtheid van ijs is ____ dan de dichtheid van water
De dichtheid van ijs is ....... dan de dichtheid van water.
A
GROTER
B
KLEINER
Slide 27 - Quizvraag
De dichtheid van de badeend is ...... de dichtheid van water
A
groter dan
B
kleiner dan
C
gelijk aan
D
Dat kun je niet zien
Slide 28 - Quizvraag
De dichtheid van de sleutel is .......................... de dichtheid van water
A
groter dan
B
kleiner dan
C
gelijk aan
Slide 29 - Quizvraag
Grootheden
Eenheden
Massa
Volume
Dichtheid
m
L
cm3
g
p
ρ
V
g/cm3
Slide 30 - Sleepvraag
Sleep de beschrijving naar het juiste woord
Drijven
Zweven
Zinken
De dichtheid van een voorwerp is kleiner dan de dichtheid van een vloeistof
De dichtheid van een voorwerp is groter dan de dichtheid van een vloeistof
De dichtheid van een voorwerp is even groot als de dichtheid van een vloeistof
Slide 31 - Sleepvraag
grootheid
symbool
eenheid
afkorting
massa
V
gram per kubieke centimeter
Alle grootheden en eenheden overzichtelijk bij elkaar:
volume
gram
m
kubieke centimeter
g
g/cm3
dichtheid
ρ
cm3
Slide 32 - Sleepvraag
wel een stofeigenschap
geen stofeigenschap
kleur
geur
smeltpunt
kookpunt
massa
volume
dichtheid
fase bij kamertemperatuur
temperatuur
oplosbaarheid in water
oplosbaarheid in olie
Slide 33 - Sleepvraag
=
dichtheid=volumemassa
volume
massa
dichtheid
/
*
Slide 34 - Sleepvraag
Voor hoeveel % bestaat lucht uit stikstof?
A
78%
B
21%
C
1%
D
50%
Slide 35 - Quizvraag
In het figuur hiernaast zie je een cirkeldiagram van de samenstelling van lucht. Welke stof moet bij B staan?
Slide 36 - Open vraag
Hoe heet de laag lucht rondom de aarde?
A
Dampkring
B
Ozonlaag
C
Horizon
D
Atmosfeer
Slide 37 - Quizvraag
Hoe noem je een ruimte waarin zich geen lucht bevindt?
A
Atmosfeer
B
Vacuüm
C
Ozonlaag
D
Luchtloos
Slide 38 - Quizvraag
Is overal lucht? Leg je antwoord uit.
Slide 39 - Open vraag
Waarom moeten bergbeklimmers een fles zuurstof meenemen als ze een hoge berg gaan beklimmen?
Slide 40 - Open vraag
De samenstelling van lucht is voornamelijk?
A
stikstof en argon
B
zuurstof en kooldioxide
C
stikstof en kooldioxide
D
zuurstof en stikstof
Slide 41 - Quizvraag
Bij verbranding komen er een aantal gassen vrij. Welke gassen zijn dit?
A
Koolstofdioxide en zuurstof
B
Zuurstof en aardgas
C
Koolstofdioxide en waterdamp
D
Zuurstof en waterdamp
Slide 42 - Quizvraag
Isis zegt: ‘Planten hebben koolstofdioxide nodig om te groeien.’ Simon zegt: ‘In zuivere stikstof kun je niet leven.’ Wie heeft er gelijk?
A
Beiden hebben ongelijk.
B
Alleen Isis heeft gelijk.
C
Alleen Simon heeft gelijk.
D
Ze hebben allebei gelijk.
Slide 43 - Quizvraag
Met welk apparaat meet je de luchtdruk?
A
Manometer
B
Barometer
C
Tasimeter
D
Geigerteller
Slide 44 - Quizvraag
Met een barometer meet je:
A
De luchtdruk
B
De luchtdruk in een afgesloten ruimte
C
Of er sprake is van een hogedrukgebied of lagedrukgebied
D
De temperatuur
Slide 45 - Quizvraag
Arie zuigt twee Maagdenburgse halve bollen vacuüm met behulp van een vacuümpomp en een slang. Leg uit waarom de slang zo stevig uitgevoerd is.