internationaal recht - les 1

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
rechtenMBOStudiejaar 3,4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

noem 1 of meerdere bronnen van het int. recht
timer
1:00

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

wat is een verdrag?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

wat voor een soort verdrag is het Klimaatverdrag
A
bilateraal verdrag
B
multilateraal verdrag

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Een voorbeeld van een internationaal verdrag
EVRM:

Europees Verdrag
voor de Rechten
van de Mens

Slide 11 - Tekstslide

We gaan kijken naar
Een voorbeeld uit één onderwerp en artikel uit een mensenrechtenverdrag!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

wat wordt er bedoeld met het gewoonterecht?

Slide 14 - Woordweb

Mijn privacy wordt voldoende beschermd. Eens of Oneens?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat betekent het begrip Soevereiniteit?
A
Alle macht in handen van de EU
B
Het oppermachtige gezag is aan de staat zelf
C
Er geen vrije verkiezingen zijn
D
Is een nieuw virus

Slide 18 - Quizvraag

In welke wet staan regels over de invoering van internationale verdragen in Nederland
A
BW 1
B
Strafrecht
C
Grondwet
D
Handelswet Nederland

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noem je het bekrachtigen van verdragen?
A
Omroepen
B
ratificatie
C
Goedkeuren
D
Assimileren

Slide 20 - Quizvraag

Internationaal vs Nationaal
Hoe wordt de mate van hiërarchie bepaald in staten voor wat betreft internationale verdragen
Incorporatiesysteem; het internationale recht heeft directe doorwerking in de nationale rechtsorde.
Transformatiesysteem: Er is telkens nieuwe wetgeving nodig om een verdrag door te laten werken in nationaal recht. Een verdrag wordt dan omgezet in nationaal recht

Slide 21 - Tekstslide

is er in Nederland sprake van een Incorporatie systeem of Transformatie systeem voor verdragen
A
Incorporatie
B
Transformatie

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

welk recht heeft in Nederland voorrang, nationaal of internationaal recht?
A
nationaal
B
internationaal

Slide 24 - Quizvraag

Wat staat er in het Verdrag van Wenen?
A
Hoe de europese landen moeten handelen
B
Dit gaat over Oostenrijkse mensenrechten
C
De spelregels over hoe landen moeten omgaan met internationale verdragen
D
Over de rechten van mensen in oorlogstijd.

Slide 25 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van een Staat?
A
Eigen bevolking, eigen volkslied en centraal gezag
B
Eigen taal, volkslied en decentraal gezag
C
Eigen bevolking en grondgebied en eigen cultuur
D
Eigen bevolking, eigen grondgebied, nationaal gezag

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide