Commerciele calculaties dinsdag 2 april

Vorige week besproken 
Nog 5 lessen te gaan.

Les 1 (2 april) -> dia's met de belangrijkste onderwerpen + oefenopdrachten
Les 2 (9 april) -> dia's met de belangrijkste onderwerpen + oefenopdrachten
Les 3 (16 april) -> proeftoets (inclusief formuleblad) -> voldoende halen..
-> indien je niet aanwezig bent, in deze week inhalen (17, 18 of 19 april).
Les 4 (23 april) -> Input vanuit jullie welke onderwerpen nog een keer bespreken
Les 5 (14 mei) -> herhaling van alle onderwerpen.
Examen in de week van 20 mei.


1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vorige week besproken 
Nog 5 lessen te gaan.

Les 1 (2 april) -> dia's met de belangrijkste onderwerpen + oefenopdrachten
Les 2 (9 april) -> dia's met de belangrijkste onderwerpen + oefenopdrachten
Les 3 (16 april) -> proeftoets (inclusief formuleblad) -> voldoende halen..
-> indien je niet aanwezig bent, in deze week inhalen (17, 18 of 19 april).
Les 4 (23 april) -> Input vanuit jullie welke onderwerpen nog een keer bespreken
Les 5 (14 mei) -> herhaling van alle onderwerpen.
Examen in de week van 20 mei.


Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Balans bespreken
  • Financiële kengetallen (liquiditeit/ solvabiliteit)  
  • Bespreken opdrachten 135 t/m 181

Slide 2 - Tekstslide

Activa van de onderneming (debetzijde):

Vaste activa: dit zijn bedrijfsmiddelen die langer dan een jaar door de onderneming gebruikt kunnen worden, zoals gebouwen en auto’s.

Vlottende activa: dit zijn bedrijfsmiddelen die voor een korte periode (maximaal een jaar) in de onderneming blijven, zoals voorraden, debiteuren en grondstoffen.

Slide 3 - Tekstslide

Passiva van de onderneming (creditzijde):

Eigen vermogen: vermogen dat door de eigena(a)r(en) is ingebracht. Dit geld is permanent in de onderneming aanwezig.

Vreemd vermogen lang: schulden met een looptijd langer dan een jaar. Bijvoorbeeld een hypothecaire lening.

Vreemd vermogen kort: schulden met een looptijd van korter dan een jaar. Voorbeelden hiervan zijn crediteuren of een schuld aan de Belastingdienst.

Slide 4 - Tekstslide

Schematisch geeft dit dan weer het volgende beeld.

Slide 5 - Tekstslide

Verdeel onderstaande posten

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden
  • Vaste activa: auto’s, inventaris, pand, machines (bij productiebedrijven), terreinen.

  • Vlottende activa: voorraad, debiteuren, liquide middelen. (Een andere naam voor liquide middelen is betalingsmiddelen, of geldmiddelen.)

  • Vreemd vermogen lang: hypothecaire lening, lening ten behoeve van een aangeschafte inventaris, banklening of familielening met een looptijd langer dan een jaar. Een andere naam voor vreemd vermogen lang is langlopende schuld.

  • Vreemd vermogen kort: crediteuren, rekening-courantbank. Een andere naam voor vreemd vermogen kort is kortlopende schuld.

Slide 8 - Tekstslide

Oefenvraag
J. Visschers, eigenaar van een supermarkt, heeft op 1 januari de volgende gegevens over zijn bedrijf verzameld:

Winkelpand € 340.000, waarop een hypothecaire lening is gesloten
 van € 280.000. Inventaris € 62.000. Voorraad goederen: € 30.000.  
Tegoed bij de ING Bank € 5.000.  Kasgeld € 1.200. 
Vorderingen op afnemers € 8.000. Schuld (rekening-courant) aan de Rabobank € 10.000. Schuld aan leveranciers € 22.000
Eigen vermogen € 134.200.            Vul de balans in. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Liquiditeit 
Wat is het?

Slide 12 - Tekstslide

Liquiditeit 
Als ondernemer ben je liquide als je op tijd aan je opeisbare verplichtingen kunt voldoen. Opeisbaar betekent dat degene aan wie je geld schuldig bent, je schuldeiser, kan zeggen dat hij het geld nu meteen wil hebben. De liquiditeit geeft aan in welke mate een ondernemer op tijd zijn schuldeisers kan terugbetalen.

Slide 13 - Tekstslide

Nettowerkkapitaal
Voor je onderneming moet je ervoor zorgen dat er steeds voldoende geld beschikbaar is. Hierbij houd je rekening met de gouden balansregel: geld dat je voor lange tijd nodig hebt, moet ook voor lange tijd beschikbaar zijn. Anders gezegd: de langlopende bezittingen, de vaste activa, worden gefinancierd vanuit het eigen vermogen en het vreemd vermogen lang. Deze regel staat ook wel bekend als de hoofdregel van financiering. Hoeveel geld dat is, noem je het nettowerkkapitaal. In een formule:
Nettowerkkapitaal = eigen vermogen + vreemd vermogen lang - vaste activa

Slide 14 - Tekstslide

Nettowerkkapitaal
Als je nettowerkkapitaal positief is, voldoe je aan de hoofdregel van financiering. Hoe groter het nettowerkkapitaal, hoe beter.


Slide 15 - Tekstslide

Bereken het nettowerkkapitaal

Slide 16 - Tekstslide

Uitwerking

Slide 17 - Tekstslide

Solvabiliteit
Wat is het? 

Slide 18 - Tekstslide

Solvabiliteit 
Als je geld bij de bank wilt lenen, bijvoorbeeld om een bedrijf te beginnen of uit te breiden, dan is het belangrijk dat je onderneming solvabel is. Een onderneming is solvabel als er bij liquidatie (opheffing) van de onderneming na verkoop van de bezittingen geen schulden meer over zijn.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Gewenste waarden
Solvabiliteitsgraad -> minimaal 25% (tussen 25 en 40%)
Solvabiliteitspercentage -> rond de 50%
Debt ratio -> maximaal 0,8

Slide 21 - Tekstslide

Solvabiliteitspercentage

Het solvabiliteitspercentage geeft de verhouding aan tussen het totaalbedrag van de bezittingen en het totaalbedrag van de schulden. Om het solvabiliteitspercentage te berekenen, zijn de volgende twee formules in gebruik.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Solvabiliteitsgraad
 De solvabiliteitsgraad geeft aan welk percentage van het totale vermogen uit eigen vermogen bestaat. 

Slide 25 - Tekstslide

Debt ratio
De derde manier om de solvabiliteit van een bedrijf te beoordelen, is door te kijken naar de verhouding tussen het vreemd vermogen en het totale vermogen. Dit verhoudingsgetal heet de debt ratio of schuldratio. De debt ratio laat zien welk deel van het totale vermogen gefinancierd wordt met vreemd vermogen.

Slide 26 - Tekstslide

Debt ratio
Bij een solvabiliteitsgraad van 33% bestaat één derde deel van het totale vermogen uit eigen vermogen, het overige twee derde deel is dus vreemd vermogen. In dat geval is de debt ratio 0,67. De debt ratio is een verhoudingsgetal, geen percentage.
Hoe lager de debt ratio, hoe eerder de bank bereid is om nieuw krediet te verlenen. Om de debt ratio te berekenen, gebruik je de volgende formule.

Slide 27 - Tekstslide

Bereken de debt ratio

Slide 28 - Tekstslide

Uitwerking

Slide 29 - Tekstslide

Volgende week
Liquiditeitskengetallen: 
Current ratio
Quick ratio 

Rentabiliteit: 
REV
RTV
RVV

Slide 30 - Tekstslide